taal, thema 4, les 17

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

thema 4, les 17: onregelmatige werkwoorden

Schrijf van de persoonsvorm het hele werkwoord op en dan de persoonsvorm in de verleden tijd.
Sjoerd mag met Reza mee.

Schrijf van de persoonsvorm het hele werkwoord op en dan de persoonsvorm in de verleden tijd.
Ze zullen bij haar opa op bezoek gaan.

Schrijf van de persoonsvorm het hele werkwoord op en dan de persoonsvorm in de verleden tijd.
Maar opa is niet thuis.

Schrijf van de persoonsvorm het hele werkwoord op en dan de persoonsvorm in de verleden tijd.
Hij heeft wel een briefje neergelegd.

Schrijf van de persoonsvorm het hele werkwoord op en dan de persoonsvorm in de verleden tijd.
Ik ben met een lief dametje koffie drinken.

Schrijf van de persoonsvorm het hele werkwoord op en dan de persoonsvorm in de verleden tijd.
De kinderen kunnen hun ogen niet geloven.

Zet de persoonsvorm in de verleden tijd.
Het zal toch niet waar zijn?

Zet de persoonsvorm in de verleden tijd.
Op zijn oude dag is opa verliefd geworden.

Zet de persoonsvorm in de verleden tijd.
Hij wil de hele dag bij haar in de buurt zijn.

Zet de persoonsvormen (2x) in de verleden tijd.
Ze heeft volgens hem de mooiste ogen die je je kunt voorstellen.

Zet de persoonsvormen (2x) in de verleden tijd.
Samen zijn ze 170 jaar en ze kunnen niet zonder elkaar.

Zet de persoonsvorm in de verleden tijd.
En wij mogen er niet eens om lachen.