herhaling H3 2kg
1 / 20
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Wat wil de schrijver bij het tekstdoel activeren?
A
De lezer iets laten doen
B
Dat de lezer de mening van de schrijver overneemt.
C
De lezer informatie geven
D
De lezer vermaken
Slide 4 - Quiz
Ik ben te laat, omdat ik mij heb verslapen.
Welk tekstverband herken je?
Welk tekstverband herken je?
A
voorbeeld
B
reden
C
tegenstelling
D
tijdsvolgorde
Slide 5 - Quiz
Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
Het onderwerp van de tekst
B
De titel en de inleiding
C
De samenvatting van de tekst
D
Het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp wil zeggen.
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Diapositive
Welk woord is goed gespeld?
A
italiaans
B
iteliaans
C
Italiaans
D
Iteliaans
Slide 8 - Quiz
Welk woord is goed gespeld?
A
Noorweegse
B
Noorse
C
Norweegse
D
Noorwegse
Slide 9 - Quiz
Zijn lach is echt aanstekelijk!
Wat betekent aanstekelijk?
Wat betekent aanstekelijk?
A
Dat iets erg besmettelijk is
B
Iets steken met een scherp object
C
als je vanzelf zin krijgt om mee te doen
D
Een scherpe opmerking maken
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Diapositive
Ik geef de tas even aan mijn zusje.
Wat is het lijdend voorwerp?
Wat is het lijdend voorwerp?
A
aan mijn zusje
B
ik
C
geef
D
de tas
Slide 12 - Quiz
De docent deelt de toets uit aan de leerlingen.
Wat is het meewerkend voorwerp?
Wat is het meewerkend voorwerp?
A
De docent
B
deelt uit
C
de toets
D
aan de leerlingen
Slide 13 - Quiz
Ik let ontzettend goed op in de les.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
ik
B
let
C
let op
D
let goed op
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Diapositive
Deze fout heb ik vaker gezien.
Wat is gezien?
Wat is gezien?
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
Slide 16 - Quiz
Waarom (gebeuren) dit steeds!
A
gebeurdt
B
gebeurt
C
gebeuren
D
gebeur
Slide 17 - Quiz
De normering voor deze toets is (veranderen)......
A
veranderd
B
verandert
C
veranderdt
D
veranderen
Slide 18 - Quiz
koning willem-alexander heeft een prijs uitgereikt in den helder.
Hoeveel hoofdletters missen er in deze zin?
Hoeveel hoofdletters missen er in deze zin?
A
2
B
3
C
4
D
5
