2MH

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Good morning

Today's plan

1. Adjectives + Adverbs

Read your novel!!

No book?

Work on 'Grammar Recap'

Today's plan

1. What are we doing? (classroom)

2. Study Words Unit 5

3. Grammar: Adjective or adverb??

4. Blooket

Part 2: Reading

Study WORDS Unit 5

How: 

Quizlet: in classroom

Copying in your copybook

She is a beautiful singer.

That is a slow car.

She sings beautifully.

That car drives slowly.

She is a beautiful singer.

That is a slow car.

She sings beautifully.

That car drives slowly.

Wat gebeurt er als het woord iets zegt over het werkwoord???

She is a beautiful singer.

That is a slow car.

adjectives zeggen iets over het zelfstandig naamwoord

Er verandert niets aan het woord.

She sings beautifully.

That car drives slowly.

Adverbs zeggen iets over (o.a) het werkwoord

Meestal komt er -ly achter het woord.

Adjectives = bijv nw

Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je om iets of iemand 

te omschrijven. Een bijvoeglijk naamwoord wordt vaak gevolgd door een zelfstandig naamwoord.

That is an amazing girl.

We all love that funny movie.

I think he is a terrible teacher.

Adverb = bijwoord

Een bijwoord gebruik je om aan te geven HOE iemand iets doet. 

Een bijwoord omschrijft vaak een werkwoord, 

maar ook een ander bijwoord, 

een bijvoeglijk naamwoord 

of de hele zin.

                                                                                    Mary sings wonderfully.

                                                     My grandparents talk incredibly loudly.

                            I am eating an amazingly delicious steak right now.

                                                         Hopefully, she will call me back later.

meestal +ly

Uitzonderingen:

good - well

quite - quite

fast - fast

hard - hard

long - long

DUS...

Ron is a careful driver.

Ron drives carefully.

Maar

Max is a good driver.

Max drives well.

She speaks _____ (quick)

She is a ____ (terrible) actor

Wil je een opdracht uit het boek over de adjectives and adverbs samen doen?

Ja, ik zou wel een opdracht samen willen doen.

Nee, ik kan nu zelfstandig verder.