Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
§3.3 Faseovergangen
Slide 1 - Diapositive
Deze les:
- Uitleg §3.2 en 3.3
- Maken opdrachten §3.2 en 3.3
Na deze les:
- Ken je de drie fasen waarin een stof kan voorkomen.
- Ken je de zes faseovergangen.
- Kun je uit een fasediagram bepalen in welke fase een stof zit.
- Je herkent vaste fase, vloeibare fase en gasfase aan de manier waarop de moleculen bewegen en hoe dicht ze op elkaar zitten.
- Je kan het begrip dosis uitleggen in woorden
- Je kan de dosis berekenen
Slide 2 - Diapositive
Fasen (toestand)
- De soort stof verandert niet.
Slide 3 - Diapositive
Fasen
Vaste fase Vloeibare fase Gasvormige fase
- Eigen vorm - Geen eigen vorm - Geen eigen vorm
- Eigen volume - Wel eigen volume - Geen eigen volume
- Vb. ijs - Vb. water - Vb. waterdamp
Slide 4 - Diapositive
Faseovergangen (blz. 85)
Slide 5 - Diapositive
Fasen
Vast: (s)
Vloeibaar : (l)
Gas: (g)
Wat is het verschil tussen
water (l) en water (s)?
Slide 6 - Diapositive
Fasedriehoek
Slide 7 - Diapositive
Faseovergangen
Smeltpunt = de temperatuur waarbij een stof van de vaste fase naar de vloeibare fase gaat.
Kookpunt = de temperatuur waarbij een stof van de vloeibare fase naar de gasvormige fase gaat.
Slide 8 - Diapositive
Wat is het kookpunt van water?
Slide 9 - Question ouverte
Wat is het smeltpunt van water?
Slide 10 - Question ouverte
Fasediagram stikstof
Smeltpunt stikstof = -210 oC
Kookpunt stikstof = -196 oC
In welke fase bevindt stikstof zich bij 20 oC?
In welke fase bevindt stikstof zich bij -200 oC?
Slide 11 - Diapositive
In welke fase bevindt stikstof zich bij 20 graden Celsius?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gasvormig
Slide 12 - Quiz
In welke fase bevindt stikstof zich bij -200 graden Celsius?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gasvormig
Slide 13 - Quiz
dosis
De hoeveelheid van een stof die je binnen krijgt
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
oefenvraag
De groene knolamaniet is de giftigste paddenstoel ter wereld. De werkzame stof is amatoxine. De giftige dosis is 0,7mg/kg. Per gram groene knolamaniet zit er ongeveer 0,08mg amatoxine.
A) hoeveel mg amatoxine moet een volwassen persoon van 80kg binnenkrijgen om te overlijden?
B) Gert-Jan (80kg) heeft 8 gram groene knolamaniet binnengekregen. Komt hij te overlijden?
Slide 16 - Diapositive
Volgende les
Huiswerk:
- Maken opdrachten
• 3.3: A36, B38, B39, B40, B41, B42, C44, C46
•3.2 21 t/m 30 + 32 t/m 36
Slide 17 - Diapositive
Op de afbeelding zie je de kringloop van water. Welke fase heeft het water bij nummer 1?
A
vloeibare fase
B
vaste fase
C
gasfase
Slide 18 - Quiz
Op de afbeelding zie je de kringloop van het water. Welke fase heeft het water bij nummer 5?
A
vloeibare fase
B
vaste fase
C
gasfase
Slide 19 - Quiz
Op de afbeelding zie je de kringloop van het water. In welke fase is het water bij nummer 2?
A
Vloeibare fase
B
Vaste fase
C
Gasfase
Slide 20 - Quiz
Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren
Slide 21 - Quiz
Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren
Slide 22 - Quiz
Welke faseovergang zie je op de afbeelding?
A
Verdampen
B
Smelten
C
Condenseren
D
Rijpen
Slide 23 - Quiz
Welke faseovergang zie je in het plaatje?
A
Verdampen
B
Condenseren
C
Sublimeren
D
Koken
Slide 24 - Quiz
Welke faseovergang zie je op de afbeelding?
A
Verdampen
B
Smelten
C
Condenseren
D
Rijpen
Slide 25 - Quiz
Zie de grafiek. Welke faseovergang vindt hier plaats?
A
Stollen
B
Verdampen
C
Condenseren
D
Smelten
Slide 26 - Quiz
De faseovergang van vast naar vloeibaar noemen we
A
smelten
B
stollen
C
sublimeren
D
condenseren
Slide 27 - Quiz
de faseovergang tussen vloeibaar naar gasvormig water is
A
sublimeren
B
koken
C
verdampen
D
condenseren
Slide 28 - Quiz
Hoe heet de faseovergang van vloeibaar water naar waterdamp?
A
Smelten
B
Stollen
C
Condenseren
D
Verdampen
Slide 29 - Quiz
Welke faseovergang hoort bij deze zin: We krijgen een witte kerst.
A
Verdampen
B
Smelten
C
Condenseren
D
Stollen
Slide 30 - Quiz
Hoe heet de faseovergang van gas naar vast?
A
sublimeren
B
rijpen
C
stollen
D
condenseren
Slide 31 - Quiz
de faseovergang van gas naar vast heet:
A
sublimeren
B
rijpen
C
stollen
D
condenseren
Slide 32 - Quiz
De faseovergang van gas naar vloeibaar noemen we
A
verdampen
B
rijpen
C
sublimeren
D
condenseren
Slide 33 - Quiz
Door welke faseovergang is dit ijs ontstaan?
A
rijpen
B
bevriezen
C
smelten
D
condenseren
Slide 34 - Quiz
Welke faseovergang zie je op de afbeelding?
A
Verdampen
B
Smelten
C
Condenseren
D
Rijpen
Slide 35 - Quiz
De was droogt ook als het vriest. Welke faseovergang heeft er plaatsgevonden?