Bijvoeglijk naamwoord
Waar hoort de uitgang bij?
Mannelijk enkelvoud
Mannelijk meervoud
Vrouwelijk enkelvoud
Vrouwelijk meervoud
-ES
-E
-S
-X (niks)
1 / 12
Éléments de cette leçon
Waar hoort de uitgang bij?
Mannelijk enkelvoud
Mannelijk meervoud
Vrouwelijk enkelvoud
Vrouwelijk meervoud
-ES
-E
-S
-X (niks)
Slide 1 - Question de remorquage
Vul het bijvoeglijk naamwoord in, let goed op de plaats en de vorm.
les ___ garçons (sportif)
les ___ garçons (sportif)
Slide 2 - Question ouverte
Vul het bijvoeglijk naamwoord in, let goed op de plaats en de vorm.
Quelle ___ fille (beau)
Quelle ___ fille (beau)
Slide 3 - Question ouverte
Vul het bijvoeglijk naamwoord in.
La fille est ________ (petit)
La fille est ________ (petit)
Slide 4 - Question ouverte
Les voitures (v) sont _______ (nouveau)
Slide 5 - Question ouverte
Les chats sont ______ (beau)
Slide 6 - Question ouverte
Vul in. Let goed op de plaats en de vorm.
la ___ note (bon)
la ___ note (bon)
Slide 7 - Question ouverte
Wat is de juiste vervoeging van het werkwoord?
Elle _____ (parler) trop.
Elle _____ (parler) trop.
A
parle
B
parles
C
parlent
D
parlons
Slide 8 - Quiz
Wat is de juiste vervoeging van het werkoord.
Mes parents _____ (regarder) la télé.
Mes parents _____ (regarder) la télé.
A
regarde
B
regardez
C
regardons
D
regardent
Slide 9 - Quiz
Tu _____ (habiter) où?
Slide 10 - Question ouverte
Paul _____ (écouter) de la musique.
A
écoutes
B
écoute
C
écoutent
D
écoutez
Slide 11 - Quiz
Ali _____ (manger) une pomme.
