Engels/Twengels. Woordvolgorde

Engels woordvolgorde
Les over woordvolgorde en zinsopbouw.
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Engels woordvolgorde
Les over woordvolgorde en zinsopbouw.

Slide 1 - Diapositive

Woordvolgorde
* Woordvolgorde Engels.
* "Hij praatte gisteren engels in de winkel"
* He / spoke / English / in the shop / yesterday
  Wie / doet   / wat         /  waar             / wanneer
* "zij at vorige week thuis een appel"
* she / ate / an apple / at home / last week
* Wie / doet  / wat         / waar    / wanneer



Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Wie
doet
wat
waar
wanneer
Henry
runs
around
school
everyday

Slide 4 - Question de remorquage

Wie
doet
wat
waar
wanneer
felt
Jess
pain
last week
in her back

Slide 5 - Question de remorquage

Wie
doet
wat
waar
wanneer
every morning
in our garden
our dog
likes
to run

Slide 6 - Question de remorquage

Wie
doet
wat
waar
wanneer
at 2 pm
his knee
scratched
Peter
in the park

Slide 7 - Question de remorquage

Wie
doet
wat
waar
wanneer
just now
in London
the pilot
landed
his plane

Slide 8 - Question de remorquage

Maak van deze Nederlandse zin een goede Engelse zin: (denk aan: wie, doet, wat, waar, wanneer)
Gisteren ben ik gaan fietsen op het strand.

Slide 9 - Question ouverte


Maak van deze Nederlandse woorden een Engelse zin:
Yasmin, vandaag, dronk, water, in de middag

Slide 10 - Question ouverte

Twengels
probeer van de volgende "Twengelse" zinnen mooie Engelse zinnen te maken.
Hierbij moet je natuurlijk ook de Nederlandse woorden vertalen naar het Engels.
Denk hierbij weer aan de: wie, doet, wat, waar, wanneer.

Slide 11 - Diapositive

Op maandag / you / go / fietsing /
om twaalf hour.

Slide 12 - Question ouverte

Ik / ben / hungry / elke dag /
om ten uur.

Slide 13 - Question ouverte

Your sister and you / shopping / go / every week / op zaterdag.

Slide 14 - Question ouverte

Om 3 uur / from the tree / falls / elke dag / the kat.

Slide 15 - Question ouverte

to the mall / goes / John /elke dag / at twee uur

Slide 16 - Question ouverte

In de volgende slide krijg je een vraag over dit plaatje.

Slide 17 - Diapositive

Maak een mooie Engelse zin over het plaatje van de vorige slide, gebruik hierbij het rijtje:
wie, doet, wat, waar, wanneer

Slide 18 - Question ouverte

In de volgende slide krijg je een vraag over dit plaatje.

Slide 19 - Diapositive

Maak een mooie Engelse zin over het plaatje van de vorige slide, gebruik hierbij het rijtje:
wie, doet, wat, waar, wanneer

Slide 20 - Question ouverte

In de volgende slide krijg je een vraag over dit plaatje.

Slide 21 - Diapositive

Maak een mooie Engelse zin over het plaatje van de vorige slide, gebruik hierbij het rijtje:
wie, doet, wat, waar, wanneer

Slide 22 - Question ouverte

In de volgende slide krijg je een vraag over dit plaatje.

Slide 23 - Diapositive

Maak een mooie Engelse zin over het plaatje van de vorige slide, gebruik hierbij het rijtje:
wie, doet, wat, waar, wanneer

Slide 24 - Question ouverte

In de volgende slide krijg je een vraag over dit plaatje.

Slide 25 - Diapositive

Maak een mooie Engelse zin over het plaatje van de vorige slide, gebruik hierbij het rijtje:
wie, doet, wat, waar, wanneer

Slide 26 - Question ouverte

Klaar, nog vragen?
?

Slide 27 - Diapositive