PO Bloedgroepen

Aan de buitenkant van een
ziekteverwekker vind je...
A
Antistoffen
B
Antigenen
C
Enzymen
D
Antilichamen
1 / 26
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Aan de buitenkant van een
ziekteverwekker vind je...
A
Antistoffen
B
Antigenen
C
Enzymen
D
Antilichamen

Slide 1 - Quiz

Als reactie op een ziekteverwekker maakt een witte bloedcel....
A
Antigenen
B
Antistoffen
C
Antibiotica

Slide 2 - Quiz

Bij passieve immunisatie wordt iemand ingeënt met een verzwakte ziekteverwekker
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Van welk type bescherming is er sprake bij bescherming door maagzuur?
A
Algemene afweer
B
Specifieke afweer
C
Natuurlijke immuniteit
D
Actieve immunisatie

Slide 4 - Quiz

Bij bescherming door een vaccinatie is er GEEN sprake van bescherming door...
A
Specifieke afweer
B
Natuurlijke immuniteit
C
Kunstmatige immuniteit
D
Actieve immunisatie

Slide 5 - Quiz

Nog één keer:
Verschil antigenen en antistoffen?

Slide 6 - Carte mentale

Paragraaf 3.8: Bloedgroepen

Slide 7 - Diapositive

Lesdoelen
  1. Ik kan beschrijven waarin de bloedgroepen van elkaar verschillen.
  2. Ik kan de problemen beschrijven die het afweersysteem veroorzaakt bij bloedtransfusies
  3. Ik kan de rol van bloedgroepen bij bloedtransfusies en de rol van de resusfactor 
  4. Ik kan zelf bloedgroepbepalingen uitvoeren

Slide 8 - Diapositive

Wat is een bloedtransfusie?

Slide 9 - Carte mentale

Bloedtransfusie
Bij bijvoorbeeld een ongeluk kun je bloed van een ander ontvangen: bloedtransfusie

Er is een kans op een afstotingsreactie. 

Een patiënt moet bij voorkeur bloed ontvangen van een donor met dezelfde bloedgroep. Waarom?

Slide 10 - Diapositive

Afweerreactie bij Bloedtransfusies

Als het bloed van een donor afkomstig is met een niet de goede bloedgroep dan krijg je een afweerreactie

Eiwitten (antigenen) op de cellen van het getransplanteerde bloed worden herkend als lichaamsvreemd. Het lichaam gaat antistoffen maken tegen deze antigenen. --> Bloed klontert

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Bloedgroepen
Op de celmembranen van bloedcellen kunnen antigenen voorkomen. Dit is voor jouw bloedcellen lichaamseigen, maar zijn lichaamsvreemde stoffen voor iemand die deze bloedfactoren niet heeft. 

  • Antigeen A
  • Antigeen B

Welke antigenen je wel/niet hebt bepaald welke bloedgroep je hebt. 

Slide 13 - Diapositive

Bloedgroepen: A, B, AB en 0

Slide 14 - Diapositive

In het bloedplasma zitten antistoffen tegen de bloedfactoren die bij deze persoon zelf niet op de rode bloedcellen voorkomen.

Slide 15 - Diapositive

Wanneer er bloed gegeven wordt aan iemand met antistoffen tegen de bloedfactoren van deze persoon, klonteren de rode bloedcellen samen.

Slide 16 - Diapositive

Bloedgroepbepaling

Bij een bloedgroepbepaling wordt serum gebruikt.

  • Serum met anti-A   ->  antistoffen tegen A
  • Serum met anti-B  ->   antistoffen tegen B
  • (Serum met antiresus)

Voorbeeld: 

Iemand heeft bloedgroep B. 
Deze persoon heeft dus bloedfactor B en antistoffen tegen A (anti-A). Met anti-A serum gebeurt er niets. Het anti-B serum (antistoffen tegen bloedfactor B) bindt aan de bloedcel. Bloed gaat klonteren. 



Serum
Vloeistof met antistoffen

Slide 17 - Diapositive

Resusfactor
Resusfactor
Bij resuspositief bloed (Rh+) bevatten de rode bloedcellen de resusfactor
bij resusnegatief bloed (Rh-) niet.

Antiresus wordt gevormd als Rh- bloed in contact komt met Rh+ bloed
de vorming van antiresus verloopt langzaam.



Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Lesdoel check!
Kan ik:


- beschrijven waarin de bloedgroepen van elkaar verschillen?
- de problemen beschrijven die het afweersysteem veroorzaakt bij bloedtransfusies?
- de rol van bloedgroepen bij bloedtransfusies en de rol van de resusfactor?

Slide 20 - Diapositive

Vul de onderstaande tabel in
Bloedgroep-->
A
B
AB
O
Antigeen 
Antistof
Doneren
Ontvangen

Slide 21 - Diapositive

Vul de onderstaande tabel in
Bloedgroep-->
A
B
AB
O
Antigeen 
A
B
AB
X
Antistof
B
A
X
AB
Doneren
A/AB
B/AB
AB
Allemaal
Ontvangen
A/O
B/O
A/B/AB/O
O
AB= universele ontvanger
O= universele donor

Slide 22 - Diapositive

Jan heeft bloedgroep A en heeft een bloedtransfusie nodig. Een kandidaat is Bob. Hij heeft bloedgroep AB. Is Bob een goede kandidaat als donor? Leg je antwoord uit

Slide 23 - Question ouverte

Moeder heeft bloedgroep A+ en kind heeft A- negatief. Het kind kan geen bloed doneren aan de moeder.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Lesdoel check!
Kan ik:


- zelf bloedgroepbepalingen uitvoeren?

Slide 25 - Diapositive

Oefening voor praktische opdracht
Ga naar de volgende website en laat de patiënten in leven

Slide 26 - Diapositive