les 2 lire signaalwoorden U6 A10

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Signaalwoorden - Apprendre 10 (p.124)

Signaalwoorden zorgen voor structuur. Sommige signaalwoorden geven een volgorde aan en andere een verband in de tekst.

Ik begrijp het nut van signaalwoorden en ik kan ze verstaan/lezen.

d'abord	eerst	donc	dus
ensuite/ puis	vervolgens	en plus	bovendien
Apres	daarna	mais	maar
enfin / finalement	uiteindelijk	parce que	omdat
aussi	ook	pourtant	echter
car	want	si	als, indien

aussi – car – d’abord – donc – enfin – ensuite

1 Avant de sortir, nous devons ... faire nos devoirs.

2 Il n’y a plus de pain, ... je vais à la boulangerie.

3 Simon est jaloux ... Anna sort avec son copain.

aussi – car – d’abord – donc – enfin – ensuite – pourtant – si

1 Avant de sortir, nous devons d'abord faire nos devoirs.

2 Il n’y a plus de pain, donc je vais à la boulangerie.

3 Simon est jaloux car Anna sort avec son copain.

Reden

Tijd

Opsomming

Conclusie

Tegen-
stelling

Parce que

Et

D'abord

En conclusion

Au contraire

Welke type verband geeft "ook" weer?

1. Tegenstelling
2. Conclusie
3. Reden
4. Opsomming

Vertaal het signaalwoord "ook"

1. Jamais
2. Aussi
3. Après
4. Avant

Zet de signaalwoorden in de juiste volgorde

Signaalwoorden (mots connecteurs)

d'abord

ensuite

enfin

Vertaal het signaalwoord "omdat"

1. Car
2. Parce que
3. Et
4. De plus

Welk type verband geeft "maar" weer?

1. Tegenstelling
2. Conclusie
3. Reden
4. Opsomming

Vertaal het signaalwoord "maar"

1. Mais
2. Aussi
3. Parce que
4. Également

Welk signaalwoord past?
Je suis fatigué, ______ je dois travailler.

1. comme
2. donc
3. puis
4. mais

Welk signaalwoord past?
D'abord on a mangé, ______ on a fait du sport.

1. donc
2. par contre
3. puis
4. alors

Signaalwoorden - p. 97

Ik begrijp het nut van signaalwoorden en ik kan ze verstaan/lezen.

Klaar? Maak exercices 3 en 4 blz 93