Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 90 min
Éléments de cette leçon
Communicatie met kinderen
Hoe doe je dat?
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
Kinderen zijn geen kleine volwassenen
Maar hoe verschillen ze en wat zijn hun rechten?
Slide 3 - Diapositive
Verschil volwassenen en kinderen
Kinderen hebben letterlijk een andere anatomie en fysiologie
Denk aan hart, longen, lengte, enz. Ze zijn nog volop in ontwikkeling.
Cognitieve ontwikkeling en de belevingswereld van kinderen
Kinderen kennen slechts 1 waarheid, Hier kunnen ze vaak nog geen andere realiteit naast zetten.
Kinderen kunnen op dezelfde manier voelen als volwassenen, maar zijn nog niet in staat hun gevoelens te uiten en te beschrijven. Denk aan buikpijn als het kind zich onprettig voelt op school.
Kinderen reageren in emotioneel opzicht anders op ziekte en letsel dan volwassenen. Ze begrijpen niet waarom hen iets overkomt. Oorzaak-Gevolg relatie.
Slide 4 - Diapositive
Rechten kind:
Slide 5 - Diapositive
Welke skills/ vaardigheden zou jij inzetten wanneer je met een kind communiceert?
Slide 6 - Carte mentale
Opdracht
Ga in een groepje bij elkaar zitten en beschrijf per leeftijdscategorie (peuter/ kleuter-basisschoolkind-puber/adolescent) op welke aandachtspunten jij denkt dat er nodig is om contact met het kind en de ouder te maken.
Hoe maken jullie communicatie mogelijk?
Bedenk ook wie je bij het gesprek betrekt en waarom.
Slide 7 - Diapositive
Aandacht
Vertrouwen
Eerste indruk
Respect
Samenwerken
Luisteren
Laat mij leven
Kijk vooruit
Creativiteit
De ideale kindzorgverlener
Hiernaast staan allerlei skills/ vaardigheden, wat zou ik hier mee bedoelen? Kunnen jullie ze uitleggen? Beschrijf op een A3 in een woordenwolk hoe jullie deze interpreteren.
Slide 8 - Diapositive
Welke gesprekstechnieken zet je in?
Slide 9 - Carte mentale
Maak groepen van drie-tallen
Je werkt als jeugdverpleegkundige op een consultatiebureau. Pleun (35 jaar) komt met haar zoon Mats (3 jaar) langs. Zij geeft aan dat haar zoon niet wil eten. Jij gaat als jeugdverpleegkundige het gesprek hierover aan en probeert haar advies te geven.