Herhaling PW

• Duits
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Herhaling

Wat gaan we vandaag doen? 

Wiederholen Grammatik 

Üben Wörter 

Besprechen wie es geht.

Woordenlijst

laufen =

das Wasser =

die Wirtschaft =

damals =

gleich=

reiten=

der Grund=

einverstanden sein =

winkelen =

strips lezen =

vrienden ontmoeten =

tv kijken =

Dagen van de week + op

Tagen der Woche

Op =

op dinsdag _________
spiele ich Fußball

1. Donnerstag
2. am Donnerstag
3. am Dienstag
4. Dienstag

Op maandag __________ gehe ich in die Schule

1. Montag
2. Mittwoch
3. Am mittwoch
4. Am Montag

op zaterdag

op donderdag

op vrijdag

Dagdelen

12.10 is

1. am Morgen
2. In der Nacht
3. am Mittag
4. am Nachmittag

06.10 is

1. am Morgen
2. In der Nacht
3. am Vormittag
4. am Mittag

14.00 is

1. am Mittag
2. In der Nacht
3. am Vormittag
4. am Nachmittag

18.00 is

1. am Mittag
2. In der Nacht
3. am Abend
4. am Nachmittag

10.00 is

1. am Mittag
2. am Vormittag
3. am Morgen
4. am Nachmittag

Kloktijden + om

om =

vertaal: om 07.45

vertaal: om 13.15

vertaal: om 11.00

vertaal: om 14.45

vertaal: om 17.30

Hoelaat is het hier?

Hoelaat is het hier

Lidwoord:

der

mannelijke dieren

der Stier

der Elephant

mannelijke personen en beroepen

der Onkel

der Polizist

dagen en maanden

der Montag

der Januar

Lidwoord:

die

vrouwelijke dieren

die Kuh

vrouwelijke personen en beroepen

die Tante

die Ärztin

die Lehrerin

vaak: dingen die eindigen op -e

die Katze

die Lampe

Vrouwelijk

Ook woorden die eindigen op:

die Einheit

die Möglichkeit

die Freundschaft

die Übung

-heit

-keit

-schaft

-ung

Lidwoord:

das

vaak: het-woorden

het paard: das Pferd

het kind: das Kind

woorden op -chen:

das Mädchen

das Brötchen

Hoe krijg je de stam?

In het Duits krijg je de stam door

van het hele werkwoord

de -en of -n (als er geen 'e' voor staat)
weg te laten

Voorbeelden:
machen > mach;  spielen > spiel;  radeln > radel

Voorbeeld: machen (doen, maken)

(ik)

(jij)

(hij/zij/het)      (wij)

(jullie) 

(zij/u)   

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

mach e              

mach st 

mach t 

mach en

mach t

mach en

Ezelsbruggetje

Achter de stam van het werkwoord komen de uitgangen:

(FE)    E - ST - T - EN - T - EN

 

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

ik

jij

hij/zij/het

wij

jullie

zij/u

wohne

wohnst

wohnt

wohnen

wohnt

wohnen

rede

redest

redet

reden

redet

reden

wohnen                                    reden

                                                   stam d/t

 1. stam? werkwoord -en

2. plaats uitgang die hoort bij het pers vnw

BV.: wohnen - wohn - du wohnst

ezelsbruggetje:

(fe)esttenten