Herhaling

Ordening
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Ordening

Slide 1 - Diapositive

Wat doen we vandaag?

-Herhaling belangrijke lesstof
-Maken test jezelfs

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Alle organismen bevatten:


- Celmembraan
- Cytoplasma
De drie kenmerken die verschillen zijn:

- Celkern
- Celwand
- Bladgroenkorrels

Slide 4 - Diapositive

Celkenmerken
Eencellig = organismen die uit 1 cel bestaan

Meercellig = organismen die uit twee of meer cellen bestaan

Slide 5 - Diapositive

Soort
= organismen behoren tot dezelfde soort als ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen

Slide 6 - Diapositive

Voortplanting door deling

Slide 7 - Diapositive

bacteriën
De verzameling bacteriën die uit de oorspronkelijke cel is ontstaan, noem je een bacteriekolonie.

Slide 8 - Diapositive


Eencellige schimmel = gist


Planten zicht voort via deling


Een meercellige schimmel bestaat uit schimmeldraden

Planten zich voort via sporen = cellen waaruit een nieuwe schimmel kan ontstaan


Schimmels

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Wieren= Algen
-Voortplanting door deling (ééncelig) 
  of sporen (meercellig)
-Hebben geen wortels, stengel 
  of bladeren

Slide 11 - Diapositive

Sporenplanten
-Hebben wortels, bladeren en stengels
-Zijn meercellig

Mossen:
Mossen zijn kleine plantjes, ze groeien in groepen bij elkaar.

Varens:
Varens herken je aan zijn grote bladeren. 
De bladrand is vaak ingesneden. Zo lijkt één blad uit allemaal kleine blaadjes te bestaan.

Slide 12 - Diapositive



Planten zich voort door middel van zaden. 

Bedektzadige planten 
- De zaden liggen in vruchten
-Bladeren zijn niet naaldvormig
(Alle planten met bloemen)

appel, kers, bes, peul, 

Naaktzadige planten: 
zaden liggen onbedekt (‘naakt’) 

-Zaden liggen tussen schubben van kegels
-Bladeren meestal naaldvormigde 
(Hebben geen bloemen)

Zaadplanten

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Biologen verdelen het rijk van de dieren in zeven groepen.
Bij deze indeling kijken biologen naar het skelet van het dier.

Slide 15 - Diapositive

Skelet
Een inwendig skelet zit aan de binnenkant 
van het lichaam, bijvoorbeeld bij mensen.

Een uitwendig skelet zit aan de buitenkant 
van het lichaam, bijvoorbeeld bij een mossel, 
een slak en een kever.

Of dieren hebben geen skelet, bijvoorbeeld een kwal.
Geeft stevigheid en bescherming

Slide 16 - Diapositive

Gewervelden
Bestaan uit meerdere cellen
Inwendig skelet
Leven in het water en op het land

wervelkolom = ruggengraat

Slide 17 - Diapositive

Determineren
Met een zoekkaart of determineertabel 

Je kijkt naar kenmerken van een organisme om er achter te komen hoe dit organisme heet of tot welke soort het behoort.



Slide 18 - Diapositive

Warmbloedig = de temperatuur van het lichaam is altijd hetzelfde

Koudbloedig = het dier past zijn temperatuur aan aan de omgeving


Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Geleedpotigen
Hebben een uitwendig skelet dat als een stevig pantser om het lichaam heen zit. 

Het skelet kan niet meegroeien, dus daarom vervellen geleedpotigen een paar keer. 

Slide 21 - Diapositive

Welke grafiek hoort bij het leven van een geleedpotige?

Slide 22 - Diapositive

Segmenten en leden
Het lijf van geleedpotigen bestaat uit stukjes (segmenten). Ook de poten bestaan uit stukjes (leden)

Slide 23 - Diapositive

Aan het (huis)werk

Mk test jezelfs 3.1 t/m 3.7 --> zorg dat ze groen zijn

Toets volgende week donderdag of vrijdag? Even afstemmen samen









Slide 24 - Diapositive