heterotroof -> een ander nodig hebben voor voedsel
-> meeste schimmels, dieren, bacteriën, archaea
Slide 14 - Diapositive
cyanobacteriën
eerste bacteriën!
autotroof -> dus maken zelf organische stoffen uit anorganische
produceren zuurstof!!!
-> zuurstof was giftig voor de anaerobe levensvormen!
-> langzaam werden de zeeën overgenomen door de aerobe autotrofe bacteriën en maakten de zeeën steeds zuurstof rijker (2 miljard jaar geleden)
Slide 15 - Diapositive
volgende stap:
aerobe heterotrofe bacteriën
-> gebruikten zuurstof om beschikbare
energierijke organische stoffen af te breken
Slide 16 - Diapositive
volgende stap:
eukaryoten
dubbele membranen
celkern
organellen
Slide 17 - Diapositive
Van prokaryoot (BS2) naar eukaryoot (BS3):
endosymbiosetheorie (BINAS 94C)
dit is weer een voorbeeld van zelforganisatie
endosymbiose
endo = binnen / symbiose = samenleven
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Cel kenmerken
Slide 20 - Diapositive
Biodiversiteit
Verscheidenheid in leven op aarde
Steeds groter naarmate aarde zich verder ontwikkelde boom van het leven
Taxonomie
Verscheidenheid in leven op aarde
Steeds groter naarmate aarde zich verder ontwikkelde boom van het leven
Systematisch orderen van organismen op basis van uiterlijke overeenkomsten en moleculaire homologie
Slide 21 - Diapositive
domeinen: prokaryoten
bacteriën en Archaea
eencelligen
zonder celkern
ingedeeld op basis van morfologie (+ DNA)
kunnen leven in extreme omstandigheden
verschil in bouw celmembraan tussen bacteriën en Archaea
Slide 22 - Diapositive
Taxon / taxa
indelingseenheid die gezamenlijk een groep vormen
Indeling in rijken
op basis van celmorfologie
achterhaald en niet meer actueel
Indeling in domeinen
op basis van celmorfologie en moleculaire homologie
moderner maar omstreden
Slide 23 - Diapositive
Van levenloos naar leven: zelforganisatie
energie
energie
Zelforganisatie: ontstaan van nieuwe eenheden waarbij nieuwe eigenschappen ontstaan op een hoger organisatieniveau (emergente eigenschap)
anorganische stof
organische stof
prokaryote
cel
Slide 24 - Question de remorquage
Welke stoffen zijn organisch en welke zijn anorganisch?
Sleep de moleculen naar de juiste categorie.
anorganische moleculen
organische moleculen
water
glucose
zetmeel
zuurstof
aminozuur
eiwit
CO2
nitraat
DNA
stikstof (N2)
RNA
bladgroen
Slide 25 - Question de remorquage
BS1: Zet de taxa in de juiste volgorde. Boven in de grootste en onderin de kleinste.
soort (species)
ondersoort (ras)
geslacht (genus)
familie
orde
klasse
stam
rijk
domein
Slide 26 - Question de remorquage
zet de termen in volgorden van evolutie
(start bovenaan met de oerknal)
landleven
mensachtigen
zeeleven
meercellige
(oer)eukaryoot
(oer)prokaryoot
organische stoffen
planeten
oerknal
Slide 27 - Question de remorquage
De evolutietheorie gaat uit van:
1. variatie in ..................
2. ...................... selectie
3. het ..................... van nieuwe soorten en .......................... van soorten
Bij evolutie speelt ook de .................................. in het genotype bij een soort een rol.
In elk soort komen in het genotype ................................ verschillen voor.
Soms is zo'n verschil handig om te ................................
ontstaan
natuurlijke
overleven
verandering
verdwijnen
genotype
toevallige
Slide 28 - Question de remorquage
Witte kool (Brassica oleracea var. alba) en Groene kool (Brassica oleracea var. virida) zijn soortgenoten.
A
juist
B
onjuist
Slide 29 - Quiz
Maak gebruik van BINAS 94A
Het Mesozoïcum was het tijdperk waarin de dinosauriers de aarde domineerden.
A
juist
B
onjuist
Slide 30 - Quiz
Maak gebruik van BINAS 94A
In het Cambrium ontstonden de eerste landplanten.
A
juist
B
onjuist
Slide 31 - Quiz
Welke is het minst verwant aan de anderen? A) hazelworm (Anguis fragilis) B) hagedis (Lacerta viridis) C) tijger python (Python molurus)
A
B
C
Slide 32 - Quiz
Thema 4
BS2
Prokaryoten
Slide 33 - Diapositive
Begrippen BS2
archaea
flagellen
bacteriën
plasmiden
transformatie
conjugatie
transactie
virussen
bacteriofagen
Slide 34 - Diapositive
Leerdoelen BS2
Na deze BS:
kun je de kenmerken van prokaryoten noemen
Slide 35 - Diapositive
3 domeinen
- bacterien
- archaebacterien
- eukaryoten
deze zijn opgedeeld in 5 of 6 rijken
- (eu)bacterien
- archebacterien
- protisten
- planten
- schimmels
- dieren
Slide 36 - Diapositive
Welke kenmerken horen bij een prokaryoot?
A
eencellig
B
celkern
C
ribosomen
D
celmembraan
Slide 37 - Quiz
Welke rijken behoren tot de prokaryote organismen?
A
bacterien en protisten
B
bacterien en archebacterien
C
bacterien, archebacterien en schimmels
D
bacterien
Slide 38 - Quiz
domein: Archaea
rijk: Archaea
- veel overeenkomsten met bacterien
- extremofiel: leven voornamelijk onder extreme omstandigheden
- hoofdzakelijk anaeroob
- primitief
domein: Bacteria
rijk: eubacteria
- veel meer biodiversiteit dan bij Archaea
- ongeslachtelijke voortplanting
- zeer klein
- circulair DNA
- geen membraangebonden organellen
- WEL een celwand
Domein: -
Rijk: -
virussen
- leven niet -> gastheer nodig
- DNA of RNA (enkel- of dubbelstrengs)
- eiwitmantel/capside (spike-eiwitten)
- soms een envelop (koolhydraten of eiwitten)
Slide 39 - Diapositive
domein: Archaea - rijk: Archaea
veel overeenkomsten met bacterien
extremofiel: leven voornamelijk onder extreme omstandigheden (diep in de zee, bij een geothermische bron, zwavelput etc)
hoofdzakelijk anaeroob
primitief
Slide 40 - Diapositive
domein: Bacteria rijk: eubacteria
- celonderdelen: BINAS 79A
- veel meer biodiversiteit dan bij Archaea
- ongeslachtelijke voortplanting
- zeer klein
- circulair DNA in
- geen membraangebonden organellen (Golgi, ER, chloroplasten en mitochondrien
- WEL een celwand
Slide 41 - Diapositive
Voortplanting bij prokaryoten
ongeslachtelijk
mitotische celdelingen
wel: DNA replicatie
niet: vorming van een spoelfiguur
onder optimale condities zeer hoge delingssnelheid: om de 20 minuten
Slide 42 - Diapositive
Snel en handig genetische informatie uitwisselen: plasmiden
Extrachromosomaal
Circulair
Dubbelstrengs
Nuttige genen die snel selectievoordeel opleveren
ZEER nuttig in de bioindustrie
Slide 43 - Diapositive
Alternatieve wijzen van voortplanting bij bacteriën
Conjugatie
uitwisseling van plasmiden tussen soortgenoten
Transformatie
opnemen van plasmiden
Slide 44 - Diapositive
Geef voorbeelden van optimale condities voor snelle bacteriële groei.
Slide 45 - Carte mentale
Ongeslachtelijke voortplanting leidt tot weinig genetische variatie. Leg dit uit
Slide 46 - Question ouverte
De mutatiefrequentie tijdens de DNA-replicatie van het genoom van een bacterie ligt vele malen hoger dan die bij DNA-replicatie van een eukaryoot organisme. - Geef een nadeel van een hogere mutatiefrequentie - Geef een voordeel van een hogere mutatiefrequentie
Slide 47 - Question ouverte
Virussen
Domein: -
Rijk: -
geen organismen!
Slide 48 - Diapositive
Virussen zijn niet ingedeeld in een domein en rijk. Om welke reden is dit?
Slide 49 - Question ouverte
Globale opbouw van een virus (BINAS 77A en 77B)
nucleïnezuur
- DNA of RNA
- enkel- of dubbelstrengs
eiwitmantel/capside
- spike-eiwitten
soms een envelop
- koolhydraten
- eiwitten
Slide 50 - Diapositive
Virale reproductie: ALTIJD afhankelijk van gastheercel