H4 Serie, parallel, schakelingen

Leerdoelen H4.3
  1. Je kent de symbolen die je gebruikt om een schakelschema te maken.
  2. Je kunt het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen.
  3. Je kunt het schakelschema tekenen van een eenvoudige serie- of parallelschakeling.
  4. Je kunt uitleggen waarom elektrische apparaten bijna altijd parallel geschakeld worden.
  5. Je kunt uitleggen wat er gebeurt als een parallelschakeling zich vertakt.
  6. Je kunt uitleggen wat een wisselschakeling is en hoe wisselschakelaars werken. (PLUS)
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
Nask / TechniekMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Leerdoelen H4.3
  1. Je kent de symbolen die je gebruikt om een schakelschema te maken.
  2. Je kunt het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen.
  3. Je kunt het schakelschema tekenen van een eenvoudige serie- of parallelschakeling.
  4. Je kunt uitleggen waarom elektrische apparaten bijna altijd parallel geschakeld worden.
  5. Je kunt uitleggen wat er gebeurt als een parallelschakeling zich vertakt.
  6. Je kunt uitleggen wat een wisselschakeling is en hoe wisselschakelaars werken. (PLUS)

Slide 1 - Diapositive

Rekenen en tekenen

Slide 2 - Diapositive

Wat is de eenheid voor stroomsterkte?
A
Volt
B
Ohm
C
Watt
D
Ampère

Slide 3 - Quiz

Wat is de eenheid voor spanning?
A
Volt
B
Ohm
C
Watt
D
Ampère

Slide 4 - Quiz

HA: Met welk symbool geven we de stroomsterkte aan?
A
V
B
A
C
W
D
I

Slide 5 - Quiz

Stroomsterkte
I = 3 A
of
I = 3000 mA

Slide 6 - Diapositive

Leerdoelen
Je weet het verschil tussen een serie en parallelschakeling.

Je kan de stroomsterkte in een schakeling berekenen.



Slide 7 - Diapositive

In de schakeling zijn zes snoertjes gebruikt. Eén van die snoertjes heeft een contactpuntje dat loszit. Daardoor kan er geen stroom door dit snoertje lopen. In welke snoertjes zou deze fout kunnen zitten:

Als beide lampjes niet branden?

Slide 8 - Question de remorquage

In de schakeling zijn zes snoertjes gebruikt. Eén van die snoertjes heeft een contactpuntje dat loszit. Daardoor kan er geen stroom door dit snoertje lopen. In welke snoertjes zou deze fout kunnen zitten:

Als lampje A wel brandt en lampje B niet?

Slide 9 - Question de remorquage

In de schakeling zijn zes snoertjes gebruikt. Eén van die snoertjes heeft een contactpuntje dat loszit. Daardoor kan er geen stroom door dit snoertje lopen. In welke snoertjes zou deze fout kunnen zitten:

Als lampje B wel brandt en lampje A niet?

Slide 10 - Question de remorquage

Je kunt het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen.
Serie schakeling
Parallelschakeling

Slide 11 - Diapositive

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
In een serieschakeling is de stroomsterkte overal gelijk.
In een parallelschakeling splitst de stroomsterkte zich bij een vertakking

Slide 12 - Diapositive

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
In een serieschakeling is de stroomsterkte overal gelijk.

Slide 13 - Diapositive

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
In een parallelschakeling splitst de stroomsterkte zich bij een vertakking

Slide 14 - Diapositive

Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
Stroomsterkte in een serie- en parallelschakeling
In een parallelschakeling splitst de stroomsterkte zich bij een vertakking

Slide 15 - Diapositive

Wat is de stroomsterkte in punt F?
Wat is de stroomsterkte in K?
A
12 A
B
6 A
C
4 A
D
3 A

Slide 16 - Quiz

Wat is de stroomsterkte in punt L?
A
12 A
B
2 A
C
4 A
D
6 A

Slide 17 - Quiz

Wat is de stroomsterkte in punt C?
A
12 A
B
2 A
C
4 A
D
6 A

Slide 18 - Quiz

Wat is de stroomsterkte in punt I?
A
250 mA
B
350 mA
C
650 mA
D
450 mA

Slide 19 - Quiz

Wat is de stroomsterkte in punt I?
A
200 mA
B
350 mA
C
650 mA
D
550 mA

Slide 20 - Quiz

Wat is de stroomsterkte in punt K?
A
400 mA
B
650 mA
C
500 mA
D
350 mA

Slide 21 - Quiz

Wat is de stroomsterkte in punt K?
A
100 mA
B
350 mA
C
500 mA
D
200 mA

Slide 22 - Quiz

Wat is de stroomsterkte in punt I?
A
100 mA
B
250 mA
C
450 mA
D
550 mA

Slide 23 - Quiz

Je kunt uitleggen wat een wisselschakeling is en hoe wisselschakelaars werken. (PLUS)
Een wisselschakeling

Slide 24 - Diapositive

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 25 - Question ouverte

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 26 - Question ouverte