Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
3.3 Het leenstelsel
Slide 1 - Diapositive
Deze les
Ruime terugblik 3.2 - 3.3
Vervolg 3.3: feodaal stelsel
Opdrachten maken
Slide 2 - Diapositive
Hoe ontstond de horigheid? Laat in je antwoord zien dat je weet wat horigheid betekent
Slide 3 - Question ouverte
Welke plichten die horigen hadden komen in de bron hiernaast terug? (klik op de bron om hem groter te maken)
Slide 4 - Question ouverte
Is deze bron betrouwbaar als je wil weten hoe Karel de Grote eruitzag? Leg je antwoord uit. Benoem meerdere punten.
Slide 5 - Question ouverte
Is deze bron betrouwbaar als je wil weten hoe Karel de Grote eruitzag?
Slide 6 - Question ouverte
Doelen 3.3
In de vorige les leerde je hoe het Frankische rijk werd bestuurd.
en hoe het zich ontwikkelde vanaf Karel de Grote.
Deze les leer je hoe het leenstelsel zich ontwikkelde.
Slide 7 - Diapositive
De koning kan geen ambtenaren meer aanstellen die de boel regelen, want waar betaalt hij hen van?
Slide 8 - Diapositive
Feodale stelsel
Kenmerkende aspecten:
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
Definitie(s):
feodaal stelsel = politiek stelsel waarbij vazal in dienst was van een leenheer (vorst / edele). Vazallen betaalden belasting en boden krijgsdienst in ruil voor land en bescherming.
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
Feodale stelsel
Leenheer geeft land in leen aan leenman / vazal.
Vazallen zwoeren de leenheer trouw en boden krijgsdienst / spraken recht in ruil voor land en bescherming.
Slide 11 - Diapositive
Van Romeinen naar feodalisme
Val Romeinse Rijk -->
Onveiligheid -->
Handel neemt af -->
Geld verdwijnt -->
Nieuwe vorm van bestuur nodig (want leenheer kan geen ambtenaren meer betalen om te besturen) -->
Ontstaan feodalisme
Slide 12 - Diapositive
Nadelen
Ongehoorzaamheid: door grote afstand volgde leenman niet altijd bevel op.
Leenman ging zijn leen zien als erfelijk bezig en aan erfgenamen nalaten (zeker na Karel de Grote)
Slide 13 - Diapositive
De volgende vragen gaan over
Het hofstelsel (lokaal, economisch systeem)
Het feodaal stelsel (landelijk, politiek systeem)
Pak je laptop er weer bij
Slide 14 - Diapositive
Een boer werkt een deel van de tijd op het land van de heer.
A
Hofstelsel
B
Feodaal stelsel
Slide 15 - Quiz
Midden in het dorp staat de tiendschuur. Daarin worden goederen opgeslagen die als belasting zijn afgedragen aan de kerk.
A
Hofstelsel
B
Feodaal stelsel
Slide 16 - Quiz
Het land is te groot om door één man bestuurd te worden. Daarom worden er vrienden aangesteld die trouw zweren aan de koning en namens hem in een deel van het land regeren.
A
Hofstelsel
B
Feodaal stelsel
Slide 17 - Quiz
Wanneer er een oorlog uitbreekt, is een vazal verantwoordelijk voor het zoeken van zoveel mogelijk ridders die mee kunnen vechten met de koning.
A
Hofstelsel
B
Feodaal stelsel
Slide 18 - Quiz
Welke uitspraken (!) zijn juist?
A
De leenmannen leverden hun leenheer voetsoldaten en ridders.
B
In het feodale stelsel legden de leenheer een eed van trouw af aan de leenman.
C
In het feodale stelsel liet een koning als leenheer gebieden besturen door edelen (leenmannen, vazallen).
D
Na Karels dood gingen vazallen hun leen zien als erfelijk bezit en gaven ze zelf ook land in leen uit aan lageren heren.
Slide 19 - Quiz
Leg uit waarom de afbeelding bij het kenmerkend aspect past. 'Op de afbeelding zie ik ..., dat past bij ..., want ...
timer
1:30
Slide 20 - Question ouverte
Leg uit wat het voordeel is voor de koning om een bisschop als leenman te hebben.
Slide 21 - Question ouverte
Aan de slag
Wat: Maak opdracht 1 t/m 7 van paragraaf 3.4 (= huiswerk)
Waarom: Verwerken lesstof, voorbereiding toets
Hoe: Zelfstandig & stil
Hulp: Overleg eventueel zachtjes, daarna pas docent vragen