Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Planning
Leerdoelen (5 min)
Lesson up 4.3 (15 min)
Lezen 4.4 (10 min)
Checken Leerdoelen (20 min)
Slide 3 - Diapositive
Leerdoelen
- Ik weet het verschil tussen sociale en regionale ongelijkheid
- Ik weet het verschil tussen de formele en informele sector
-Ik kan de schaalniveaus op volgorde zetten
Slide 4 - Diapositive
Informatie slide
Sociale ongelijkheid: Grote verschillen in inkomen tussen groepen mensen.
Regionale ongelijkheid: Grote verschillen in ontwikkelingsgraad binnen één land.
Slide 5 - Diapositive
Sleep de afbeeldingen naar het juiste begrip
Sociale ongelijkheid
Regionale ongelijkheid
Slide 6 - Question de remorquage
Waar hoort het bij: Grote verschillen in welzijn en welvaart binnen één land is .......
A
Sociale ongelijkheid
B
Regionale ongelijkheid
Slide 7 - Quiz
In landen waar grote groepen arme mensen voorkomen en een kleine groep hele rijke mensen vindt .... plaats. Welk woord moet op de puntjes?
A
Sociale ongelijkheid
B
Regionale ongelijkheid
Slide 8 - Quiz
Informatie slide
Formele sector: Het officiële deel van de economie. De activiteiten in de formele sector vind je terug in de statistieken van de overheid
Informele sector (scharreleconomie): Het niet-officiële deel van de economie. De activiteiten van deze sector komen meestal niet in de statistieken van de overheid terecht
Slide 9 - Diapositive
Formele sector
Informele sector
Slide 10 - Question de remorquage
Welke sector telt mee voor het bbp/hoofd?
A
Formele sector
B
Informele sector
Slide 11 - Quiz
Welke sector hoeft geen belasting te betalen?
A
Formele sector
B
Informele sector
Slide 12 - Quiz
Welke sector heeft kan hele wisselende inkomsten hebben
A
Formele sector
B
Informele sector
Slide 13 - Quiz
Welke sector heeft wel een uitkering bij ziekte?
A
Formele sector
B
Informele sector
Slide 14 - Quiz
Informatie slide: Schaalniveaus
Lokaal: Plaats
Regionaal: Streek, provincie, landsdeel
Nationaal: Land
Continentaal: Werelddeel
Mondiaal: Wereld
Slide 15 - Diapositive
Nationaal
Lokaal
Regionaal
Continentaal
Mondiaal
Slide 16 - Question de remorquage
Zet de verschillende schaalniveaus op volgorde van klein naar groot (lokaal naar mondiaal):
Slide 17 - Question ouverte
Zet de verschillende schaalniveaus op volgorde van klein naar groot (lokaal naar mondiaal): Europa, Nederland, Amsterdam, Wereld, Noord-Holland
Slide 18 - Question ouverte
Bevrijdingsdag werd gisteren in Nederland gevierd op welk schaalniveau is dat?
Slide 19 - Question ouverte
Aan het eind van de les gaan we aan de slag met de verschillende schaalniveaus.
Als het je nog niet duidelijk is zoek dan nog extra informatie in je boek of op internet.
Slide 20 - Diapositive
In hoeverre ben je al bekent met de term globalisering? Schrijf alles op wat je denkt dat met globalisering te maken heeft.