250912TR 1.5 Woordenlijst, Samenstelling

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Wat betekent...
alom?

1. Dat je er al omheen bent
2. Overal
3. Op veel plekken
4. Tegenwoordig

Wat betekent...
erop nahouden?

1. Bezitten
2. Iets willen hebben
3. Een vervelende karaktereigenschap hebben
4. Hebben

Wat betekent...
de focus?

1. Scherpstelling van een fototoestel
2. De concentratie
3. Hocus pocus
4. Antwoord C is echt flauw

Wat betekent...
uiterst?

1. Heel erg
2. Lichaamsdeel van koeien
3. Snel de bordjes "Uit" volgen

Wat betekent...
op een voetstuk plaatsen?

1. Je zet iets op een stevige ondergrond
2. Vereren
3. Bewonderen
4. Opkijken naar

Wat betekent...
aangeboren?

1. Iets raken terwijl je boort met een boormachine
2. Meegekregen met je geboorte
3. Oren van de aangeb
4. C is echt de domste woordgrap ooit

Wat betekent...
het schoppen tot?

1. Iets bereiken of worden
2. In een kaartspel een schoppenkaart spelen
3. Iets willen of najagen

Wat betekent...
de discipline?

1. Medicijn tegen hoofdpijn
2. De kracht om vol te houden wat er gedaan moet worden ook al heb je geen zin
3. Volgen van Jezus
4. Het vakgebied, de richting

Wat betekent...
iemand druk opleggen?

1. Ervoor zorgen dat iemand het druk krijgt
2. Iets op iemand leggen terwijl je druk bent
3. Iemand zo ver krijgen dat hij iets doet
4. In een drukkerij iemand een opdracht geven

Wat betekent...
roemen?

1. Beroemd worden
2. Gereedschap waarmee je kunt roeien
3. Prijzen (in de betekenis van complimenten geven)
4. Goede kwaliteiten noemen van iets of iemand

Wat betekent...
de aanleg?

1. De bouw
2. Aangeboren bekwaamheid of geschiktheid
3. Leggen van stenen
4. Iets ergens aan leggen (bijvoorbeeld een boot aan de kade leggen)

Wat betekent...
het vermogen?

1. De macht
2. De kracht
3. Het geld
4. Dat je iets mag of kunt doen

Wat is de betekenis van "aanleren"?

1. Leren door het vaak te doen
2. Soort leer voor schoenen
3. Leren iets aan te doen

Wat betekent...
creatief?

1. Handig zijn
2. Makkelijk iets nieuws kunnen bedenken of maken
3. Altijd weten wat je moet doen
4. Dat je altijd tekent of knutselt