Grammaticaquiz

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Woordsoorten

Woordsoorten

Woordsoorten

Het schrift van Emre ligt op de grote tafel.
"grote" is een:

1. Voorzetsel
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Werkwoord
4. Zelfstandig naamwoord

De ronde kaars is 5 centimeter kleiner geworden.
"5" is:

1. Een hoofdtelwoord
2. Een rangtelwoord

Zeyna gaf haar vriendin een mooie ketting.
"ketting" is een:

1. Voorzetsel
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Werkwoord
4. Zelfstandig naamwoord

Iedereen gaat nu lunchen.
"Iedereen" is een:

1. Hoofdtelwoord
2. Rangtelwoord

Aldar ging na school voetballen.
"na" is een:

1. Voorzetsel
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Werkwoord
4. Telwoord

Leen gaat als laatste naar buiten.
"laatste" is een:

1. Hoofdtelwoord
2. Rangtelwoord

Ik was gisteren bij mijn oma.
"oma" is een:

1. Voorzetsel
2. Persoonlijke voornaamwoord
3. Werkwoord
4. Zelfstandig naamwoord

Op de kast liggen bloemen voor mevrouw Kers.
"op'' is een:

1. Voorzetsel
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Zelfstandig naamwoord
4. Telwoord

Het is ... boek

1. je
2. jou
3. jouw

Amina heeft een mooie, paarse hoed.
"mooie" is een:

1. Voorzetsel
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Lidwoord
4. Zelfstandig naamwoord

Vandaag koop ik vijftien rode rozen voor Rital.
"voor" is een:

1. Voorzetsel
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Werkwoord
4. Zelfstandig naamwoord

Wie gaat er op vakantie?
"op" is een:

1. Voorzetsel
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Werkwoord
4. Zelfstandig naamwoord

Amar en Ahmad hebben al tien keer gescoord.
"tien" is een

1. Hoofdtelwoord
2. Rangtelwoord

Mehria en Lana zitten in de bus.
"de bus" is een:

1. lidwoord + zelfstandig naamwoord
2. lidwoord + werkwoord
3. Voorzetsel + zelfstandig naamwoord
4. Voorzetsel + werkwoord

Sajad zit op de kast.
"zit" is een:

1. Hoofdtelwoord
2. Rangtelwoord
3. Werkwoord
4. Zelfstandig naamwoord