HV1 - Na Klar 3e - K1.1 Persoonlijk voornaamwoorden

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Persoonlijk voornaamwoorden

• ik
• jij
• hij / zij / het
• wij
• jullie
• zij / U 

• ich
• du
• er / sie / es
• wir
• ihr
• sie / Sie

Sleep de persoonlijk voornaamwoorden naar de juiste plek

ik

jij

hij

zij

het

men

wij

jullie

zij

U

ich

du

er

sie

es

sie (mv)

ihr

wir

Sie

man

Vertaal het lidwoord

er
Hat er dich angerufen?

1. hij
2. zij
3. het
4. wij

Vertaal het lidwoord

du
Hast du denn überhaupt Zeit dafür?

1. jullie
2. jij
3. zij
4. U

Vertaal het lidwoord

Sie
Herr Müller, haben Sie meinen Brief bekommen?

Vertaal het lidwoord

Wir
Wir haben morgen einen Wettkampf.

Vertaal het lidwoord

ihr
Kennt ihr diesen Film?

Vertaal het lidwoord

sie
Anna ist meine Freundin. Sie ist bei mir in der Klasse.

Vertaal het lidwoord

ich
Ich wohne in Krefeld.

Vertaal het lidwoord

es
Hat es geregnet?

Vertaal het lidwoord

er
Ich glaube nicht, dass er das gesagt hat.

Persoonlijk voornaamwoorden

• ik
• jij
• hij / zij / het
• wij
• jullie
• zij / U 

• ich
• du
• er / sie / es
• wir
• ihr
• sie / Sie

Vertaal woord dat boven de zin staat.

hij
..... wird dich morgen anrufen.

Vertaal woord dat boven de zin staat.

jullie
Wo seid ..... in den Ferien gewesen?

Vertaal woord dat boven de zin staat.

zij (enkelvoud)
..... hat Peter in der Schule getroffen.

Vertaal woord dat boven de zin staat.

wij
.... fahren am Samstag um acht Uhr in die Stadt.

Vertaal woord dat boven de zin staat.

ik
..... werde das beim nächsten Mal anders machen.

Vertaal woord dat boven de zin staat.

het
Hat ...... dich überrascht?

Vertaal woord dat boven de zin staat.

zij (meervoud)
.... kommen leider nicht.

Vertaal woord dat boven de zin staat.

u
Herr Müller, könnten ..... mir Antwort geben?

Vertaal woord dat boven de zin staat.

jullie
Geht .... morgen auch in die Stadt?