3V 5.1 Lading en Spanning

H5. Schakelingen
5.1 lading en spanning.
Benodigdheden
- Boek en schrift
- Pen, potlood
- Laptop




Lessonup
- JA
huiswerk
-opgave 1 t/m 9
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H5. Schakelingen
5.1 lading en spanning.
Benodigdheden
- Boek en schrift
- Pen, potlood
- Laptop




Lessonup
- JA
huiswerk
-opgave 1 t/m 9

Slide 1 - Diapositive

6.1 Lading en spanning

Lesdoelen: 
- Wat is statische elektriciteit is.
- Wat zijn elektronen en hoe verplaatsen elektronen zich. 
- wat is spanning en het verschil tussen stroomrichting
 en richting van elektronen.


Slide 2 - Diapositive

Hoe kom je elektriciteit tegen in het dagelijkse leven?

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Vidéo

Lading 
2 soorten lading:
  • Positieve lading(+)
  • Negatieve lading(-)

  • Als een voorwerp statisch geladen is, heeft het voorwerp te veel positieve of te veel  negatieve lading.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Wrijving
  • Bij wrijving springen elektronen over van staaf naar doek, de staaf wordt positief geladen en de doek negatief.

  • Bij wrijving verplaats je altijd de negatieve lading!

  • Elektronen zijn negatief geladen deeltjes

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Spanning
spanning is het ladingsverschil. Elektronen aan de negatieve kant willen naar de positieve kant, zonder een verbinding is er een verschil van lading, genoemd spanning. de spanning meet je in voltage (V).

 Elektronen bewegen van - naar + wanneer er een geleidende verbinding wordt gemaakt. er zal een elektrische stroom (A) gaan lopen.

Slide 14 - Diapositive

Feiten 
In een stroomkring stromen elektronen van de negatieve pool (-) naar de positieve pool (+), maar de stroom loopt van positief (+) naar negatief(-).

Een spanningsbron moet lange tijd een stroom kunnen laten lopen. Daarvoor gebruik je een batterij, accu of dynamo.



Slide 15 - Diapositive

Lading en stroomsterkte 
De grootheid lading Q in de eenheid coulomb C
1 lading van 1 coulomb  
is de lading van 6,25 . 10 18   elektronen, de lading van de elektron is dus ontzettend klein

Slide 16 - Diapositive

Lading en stroomsterkte
Je meet de stroomsterkte met een ampèremeter.
Een ampèremeter meet het aantal coulomb lading dat per seconde in een draad voorbij stroomt; dit is de stroomsterkte.  De formule is dan ook I = Q/t

Slide 17 - Diapositive

Lading en stroomsterkte

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Plus: Elementaire lading
Neem 5 minuten om de plusstof van 5.1 door te lezen. Deze is ook nodig voor de toets!!
timer
5:00

Slide 20 - Diapositive

Plus paragraaf 1
elementaire lading e= 1,6 x 10 ^-19 C
atoommodel; kern en de schillen 
kern: protonen en neutronen
schillen: elektronen
atoom neutraal 
het atoomnummer = het aantal protonen in de kern

Slide 21 - Diapositive

De twee ballen zijn op dezelfde manier geladen
De ene bal is geladen, de andere niet
De twee ballen zijn helemaal niet geladen

Slide 22 - Question de remorquage

Hoe heten de deeltjes die overspringen van een voorwerp?
A
positieve lading
B
elektronen
C
spanningsdeeltjes

Slide 23 - Quiz

Wanneer is een voorwerp (elektrisch) neutraal
A
Wanneer zich in het voorwerp meer positieve als negatieve lading bevindt
B
wanneer er in zich in het voorwerp meer negatieve als positieve lading bevindt
C
Wanneer er precies evenveel positieve als negatieve lading in een voorwerp zit
D
wanneer het voorwerp neutrale lading bevat

Slide 24 - Quiz

wat gebeurd er wanneer er wrijving plaatsvind tussen een ballon en een trui.
A
Door de wrijving zullen negatieve deeltjes overspringen naar de ballon, de ballon is negatief geladen en de trui positief.
B
Door de wrijving zal de ballon elektrisch neutraal worden
C
Door de wrijving zullen de negatieve deeltjes overspringen naar de ballon. de ballon en de trui zullen beiden negatief geladen zijn
D
Er gebeurt niets

Slide 25 - Quiz

Welke uitspraak is juist, in een stroomkring.....
A
stromen elektronen van negatief (-) naar positief(+) en de stroom loopt van positief(+) naar negatief(-)
B
stromen elektronen van positief (+) naar negatief(-) en de stroom loopt van negatief (-) naar positief(+)
C
stromen elektronen van positief (+) naar negatief(-) en de stroom loopt van positief(+) naar negatief(-)
D
stromen elektronen van negatief (-) naar positief(+) en de stroom loopt van negatief(-) naar positief(+)

Slide 26 - Quiz

Een positief voorwerp wil graag neutraal worden door ...
A
... zijn positieve lading af te geven.
B
... elektronen op te nemen.

Slide 27 - Quiz

Een neutraal geladen voorwerp heeft ...
A
... geen positieve en geen negatieve lading.
B
... evenveel positieve als negatieve lading.

Slide 28 - Quiz

Een positief geladen voorwerp heeft ...
A
... teveel elektronen
B
... te weinig elektronen

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Vidéo

Meetinstrument voor lading?
A
Amperemeter
B
Ohmmeter
C
Voltmeter
D
Elektroscoop

Slide 31 - Quiz

Lesdoelen
  • wat is statische elektriciteit?
  • wat zijn elektronen? 
  • Wat is het verschil tussen de stroomrichting en de richting waarin elektronen bewegen?





Maak opdrachten 1 t/m 9

Slide 32 - Diapositive