functie nom +acc+gen

• Grieks
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Ἡ τῶν Ἀμαζόνων βασίλεια τῆς ζώνης ἐπιθυμεῖ
Welke functie heeft: Ἡ βασίλεια

1. Onderwerp
2. Naamwoordelijk deel
3. Lijdend Voorwerp
4. Bijwoordelijk bepaling

Ἡ τῶν Ἀμαζόνων βασίλεια τῆς ζώνης ἐπιθυμεῖ
Welke functie heeft: τῶν Ἀμαζόνων

1. bijv. bep.
2. aanvulling werkwoord
3. Bijwoordelijke bepaling (na vz)
4. meewerkend voorwerp

Ἡ τῶν Ἀμαζόνων βασίλεια τῆς ζώνης ἐπιθυμεῖ
Welke functie heeft: τῆς ζώνης

1. bijv. bep.
2. aanvulling werkwoord
3. Bijwoordelijke bepaling (na vz)
4. meewerkend voorwerp

Ἡ Ἀδμήτη τὴν τοῦ θηρίου κεφαλὴν ἀποκόπτει.
Welke functie heeft: Ἡ Ἀδμήτη

1. Onderwerp
2. Naamwoordelijk deel
3. Lijdend Voorwerp
4. Bijwoordelijk bepaling

Ἡ Ἀδμήτη τὴν τοῦ θηρίου κεφαλὴν ἀποκόπτει.
Welke functie heeft: τὴν τοῦ θηρίου κεφαλὴν

1. Onderwerp
2. Naamwoordelijk deel
3. Lijdend Voorwerp
4. Bijwoordelijk bepaling

Ἡ Ἀδμήτη τὴν τοῦ θηρίου κεφαλὴν ἀποκόπτει.
Welke functie heeft: τοῦ θηρίου

1. bijv. bep.
2. aanvulling werkwoord
3. Bijwoordelijke bepaling (na vz)
4. meewerkend voorwerp

Ὁ Ἡρακλῆς ἐκ τοῦ Ταρτάρου φεύγει.
Welke functie heeft: Ὁ Ἡρακλῆς

1. Onderwerp
2. Naamwoordelijk deel
3. Lijdend Voorwerp
4. Bijwoordelijk bepaling

Ὁ Ἡρακλῆς ἐκ τοῦ Ταρτάρου φεύγει.
Welke functie heeft: Ὁ Ἡρακλῆς

1. Onderwerp
2. Naamwoordelijk deel
3. Lijdend Voorwerp
4. Bijwoordelijk bepaling

Ὁ Ἡρακλῆς ἐκ τοῦ Ταρτάρου φεύγει.
Welke functie heeft: τοῦ Ταρτάρου

1. bijv. bep.
2. aanvulling werkwoord
3. Bijwoordelijke bepaling (na vz)
4. meewerkend voorwerp

Ὁ θέος ὁ τοῦ πολέμου εἰς τὴν μαχὴν βαίνει.
Welke functie heeft: Ὁ θέος

1. Onderwerp
2. Naamwoordelijk deel
3. Lijdend Voorwerp
4. Bijwoordelijk bepaling

Ὁ θέος ὁ τοῦ πολέμου εἰς τὴν μαχὴν βαίνει.
Welke functie heeft: τοῦ πολέμου

1. bijv. bep.
2. aanvulling werkwoord
3. Bijwoordelijke bepaling (na vz)
4. meewerkend voorwerp

Ὁ θέος ὁ τοῦ πολέμου εἰς τὴν μαχὴν βαίνει.
Welke functie heeft: τὴν μαχὴν

1. bijv. bep.
2. aanvulling werkwoord
3. Bijwoordelijke bepaling (na vz)
4. lijdend voorwerp

Ὁ Ἡρακλῆς τὸν Κέρβερον ἐπι τὴν βασίλειαν τὴν τοῦ Ταρτάρου ἄγει.
Welke functie heeft: τὸν Κέρβερον

1. bijv. bep.
2. aanvulling werkwoord
3. Bijwoordelijke bepaling (na vz)
4. lijdend voorwerp

Ὁ Ἡρακλῆς τὸν Κέρβερον ἐπι τὴν βασίλειαν τὴν τοῦ Ταρτάρου ἄγει.
Welke functie heeft: τὴν βασίλειαν

1. bijv. bep.
2. aanvulling werkwoord
3. Bijwoordelijke bepaling (na vz)
4. lijdend voorwerp

Ὁ Ἡρακλῆς τὸν Κέρβερον ἐπι τὴν βασίλειαν τὴν τοῦ Ταρτάρου ἄγει.
Welke functie heeft: τοῦ Ταρτάρου

1. bijv. bep.
2. aanvulling werkwoord
3. Bijwoordelijke bepaling (na vz)
4. lijdend voorwerp

Ὁ Ἡρακλῆς τοῦ Κέρβερου οὐκ κρατεῖ.
Welke functie heeft: τοῦ Κέρβερου

1. bijv. bep.
2. aanvulling werkwoord
3. Bijwoordelijke bepaling (na vz)
4. lijdend voorwerp

Ὁ ἤρως μετά τοῦ καλοῦ δῶροῦ εἰς τὴν οἰκίαν βαίνει.
Welke functie heeft: Ὁ ἤρως

1. Onderwerp
2. Naamwoordelijk deel
3. Lijdend Voorwerp
4. Bijvoeglijke bepaling

Ὁ ἤρως μετά τοῦ καλοῦ δῶροῦ εἰς τὴν οἰκίαν βαίνει.
Welke functie heeft: τοῦ καλοῦ δῶροῦ

1. bijv. bep.
2. aanvulling werkwoord
3. Bijwoordelijke bepaling (na vz)
4. lijdend voorwerp

Ὁ ἤρως μετά τοῦ καλοῦ δῶροῦ εἰς τὴν οἰκίαν βαίνει.
Welke functie heeft: τὴν οἰκίαν

1. bijv. bep.
2. aanvulling werkwoord
3. Bijwoordelijke bepaling (na vz)
4. lijdend voorwerp