Unidad 6. Vocabulario

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

¡Bienvenidos chicos y chicas!

Lunes,  19 de mayo 2025

¿Qué vamos a hacer hoy?

1. Revisar los deberes.
2. Objetivos unidad 6.
3. Empezamos con la unidad 6.
   
4. ¡A trabajar!
5. Final de la clase. ¿Qué hemos aprendido hoy?
   

Objetivo = Lesdoel

Aprender vocabulario  unidad 6 

woordenschat leren unidad 6

Estar/doler/tener + adjetivos (bijvoegelijke naamwoorden)

estar + bijvoeglijk naamwoord (adjetivos)

estoy cansado/a

estoy enfermo/a

estoy enamorado/a

estoy preocupado/a

estoy de buen humor

estoy de mal humor

estoy tranquilo/a

Me duele la cabeza/ los pies

Tener tos/fiebre/estomago

¿Qué te duele?

¿Qué te pasa?

Las partes del cuerpo

Las partes del cuerpo

Verplichte opdrachten:

Unidad 6. Actividades Vocabulario

Opdracht 1 t/m 5

Si terminas/Als je klaar bent:

Woorden unidad 6

Frase claves unidad 6

Optionele opdrachten:

(verdieping / verbreding)
Unidad 6. Vocabulario

wb blz. 1 t/m 4

             

Aan het einde van dit hoofdstuk:

-    ik kan iemand vragen hoe met hem/haar is (fysiek).
-    ik kan vertellen waar ik pijn heb.
-    ik kan praten over mijn gemoedstoestand.
-    ik kan praten over gezondheid.

Deberes (Huiswerk)

1.  Leren woorden unidad 6 en frases claves unidad 6

   2. Maken:

TB U6 Actividades Vocabulario

Opdracht 1 t/m 6

         

         

       (in Blink, in het boek dat gedeeld is met de klas!)

  

1. Wat heb je geleerd in deze les? Had je meer kunnen leren? Hoe kun je ervoor zorgen dat je meer opsteekt?
2. Wat ging goed? Wat kan beter?
3. Hoe ga je dat aanpakken?

En la próxima clase...

¡Muchas gracias y hasta la próxima clase!

0