Rekenvaardigheden H4 & 5

Laatste les... met prijzen...
  • 1e plaats: zakje chips/apekoppen + 2 biggen
  • Plaats 2 t/m 5: 2 biggen/apenkoppen
  • Laatste plaats: extra bijlesje economie vanmiddag om 15 uur
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Laatste les... met prijzen...
  • 1e plaats: zakje chips/apekoppen + 2 biggen
  • Plaats 2 t/m 5: 2 biggen/apenkoppen
  • Laatste plaats: extra bijlesje economie vanmiddag om 15 uur

Slide 1 - Diapositive

Rekenvaardigheden H4 en H5

Slide 2 - Diapositive

Aan het einde van deze oefeningen kan je:
Kostprijs per product en totale productiekosten berekenen (H4)
Omzet berekenen (H4)
Winst berekenen (H4)
Afschrijvingen berekenen (H4)

 

Slide 3 - Diapositive

Kostprijs per product
Totale productiekosten : aantal verkochte producten 
=
kostprijs per product

Slide 4 - Diapositive

Bakker Janssen bakt 90 taarten. De productiekosten bedragen €189. Bereken de kostprijs per taart.

Slide 5 - Diapositive

Broodjeswinkel Delft verkoopt dagelijks gemiddeld 280 broodjes. De productiekosten zijn €352,20. Bereken de kostprijs per broodje.
timer
1:00

Slide 6 - Question ouverte

Totale productiekosten
Aantal verkochte producten x kostprijs per product
=
totale productiekosten

Slide 7 - Diapositive

Bakker Bart verkoopt 4.000 broodjes per week. De kostprijs per broodje is gemiddeld €0,90. Bereken de productiekosten.

Slide 8 - Diapositive

Scheepswerf IJsselhof bouwt 25 plezierjachten per jaar. De kostprijs per schip is gemiddeld €358.000. Bereken de totale productiekosten.
timer
1:00

Slide 9 - Question ouverte

Winst berekenen
Opbrengsten, inkomsten en omzet wordt door elkaar gebruikt

Opbrengsten/omzet/inkomsten - kosten = winst

Slide 10 - Diapositive

Het ijsparadijs heeft een jaaromzet van €145.000 omzet. De kosten zijn €85.000. Wat is dan de winst van het ijsparadijs?

Slide 11 - Diapositive

Jenny heeft haar eigen bedrijf, waarvan de opbrengst dit jaar €87.300 is. De kosten zijn €48.560,- Bereken hoeveel winst Jenny dit jaar heeft.
timer
1:00

Slide 12 - Question ouverte

Afschrijving berekenen 
 Aankoopprijs (- restwaarde) : aantal jaren dat je het product gebruikt 

Slide 13 - Diapositive

Yasmila heeft 5 jaar geleden een nieuwe telefoon gekocht voor €1000,- Nu verkoopt ze haar telefoon voor €250,- 
Wat zijn haar afschrijvingen per jaar?

Slide 14 - Diapositive

Sybrand koopt een nieuwe laptop voor €1.398,- Sybrand rekent erop dat het apparaat drie jaar meegaat. Bereken de afschrijving per jaar.
timer
1:00

Slide 15 - Question ouverte

Aan het einde van deze oefeningen kan je:
Brutoloon en nettoloon berekenen (H3) √
Kostprijs per product en totale productiekosten berekenen (H4) √
Winst berekenen (H4) √
Afschrijvingen berekenen (H4) √
 

Slide 16 - Diapositive

Aan het einde van deze oefeningen kan je:
Verkoopprijs berekenen (H5)
Consumentenprijs berekenen (H5)
Terugrekenen naar prijs exclusief 9% en 21% btw (H5)
Brutowinst berekenen (H5)
Nettowinst berekenen (H5)

Slide 17 - Diapositive

Verkoopprijs berekenen
Inkoopprijs + brutowinstopslag = verkoopprijs (exclusief btw)

Verkoopprijs is van het bedrijf. Bedrijven kunnen de btw weer terugvragen van de belasting. Verkoopprijs is dus altijd exclusief btw

Slide 18 - Diapositive

Nike produceert schoenen voor €45. De brutowinstopslag is 40%. Wat is de verkoopprijs?
Stap 1: Brutowinstopslag uitrekenen
Stap 2: Inkoopprijs + brutowinstopslag

Slide 19 - Diapositive

Voor je kledingzaak koop je een jas in voor €55,- Je rekent 75% brutowinstopslag. Wat wordt de verkoopprijs van de jas?

Slide 20 - Question ouverte

Omzet
Opbrengsten = inkomsten = omzet

Verkoopprijs x afzet = omzet
Gemiddelde verkoopprijs x aantal verkochte stuks = omzet

Slide 21 - Diapositive

Omzet berekenen
Gemiddelde verkoopprijs x aantal verkochte stuks = omzet
verkoopprijs x afzet = omzet

Slide 22 - Diapositive

Thomas heeft een fietsenzaak. De afzet deze week is 33. De gemiddelde verkoopprijs van een fiets is €690,- Bereken de omzet van deze week.

Slide 23 - Question ouverte

Consumentenprijs
Consumenten (wij dus) betalen altijd de btw
Consumentenprijs is dus altijd met de btw


Slide 24 - Diapositive

Consumentenprijs berekenen
Inkoopprijs + brutowinstopslag = verkoopprijs
Verkoopprijs + btw = consumentenprijs

Slide 25 - Diapositive

De verkoopprijs van een boek is €13,75. De btw is 9%. Wat is de consumentenprijs? 
Stap 1: btw uitrekenen
Stap 2:  Verkoopprijs + btw

Slide 26 - Diapositive

Joachim rekent voor een fiets een verkoopprijs van €520,- De btw is 21%. Bereken de consumentenprijs van deze fiets.

Slide 27 - Question ouverte

Van consumentenprijs naar verkoopprijs
Consumentenprijs met 21% BTW : 121 x 100 = verkoopprijs
Consumentenprijs met 9% btw : 109 x 100 = verkoopprijs

Slide 28 - Diapositive

Je koopt een nieuwe duikbril. De prijs inclusief btw is €16,94. De btw is €21%. bereken de verkoopprijs exclusief btw.

Slide 29 - Question ouverte

Slide 30 - Diapositive

Me je koffiebar behaalde je deze maand een omzet van €40.000. De inkoopwaarde was €13.590. De bedrijfskosten waren in deze periode €14.730. Bereken de nettowinst.

Slide 31 - Question ouverte