Klas 1 week 20 les 1

Bienvenu(e)s!

Lesdoelen (buts)

Je gaat nieuwe Franse woorden leren die te maken hebben met sport(en)

Luisteren - Opschrijven - Leren
Wat ga je doen?
Ga naar Naslag Arrêt Chapitre 7
Schrijf in jouw vocabulaireschrift/map 
met een vouw in het midden
links: Frans rechts: Nederlands
Beluister de uitspraak
de woorden/zinnen van voca E op
Klaar? Bedek de Nederlandse vertaling en kijk welke zinnen je al kent. Werk met * en potlood
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bienvenu(e)s!

Lesdoelen (buts)

Je gaat nieuwe Franse woorden leren die te maken hebben met sport(en)

Luisteren - Opschrijven - Leren
Wat ga je doen?
Ga naar Naslag Arrêt Chapitre 7
Schrijf in jouw vocabulaireschrift/map 
met een vouw in het midden
links: Frans rechts: Nederlands
Beluister de uitspraak
de woorden/zinnen van voca E op
Klaar? Bedek de Nederlandse vertaling en kijk welke zinnen je al kent. Werk met * en potlood

Slide 1 - Diapositive

Check weektaken
* Wat staat er deze week in jouw agenda/planner voor het vak Frans?

* Weet je zeker dat je de weektaak Frans van vorige week hebt afgerond?

Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen/buts
Aan het eind van de les:

- Weet ik wat er op 12 juni getoetst wordt en op welke wijze ik dit kan voorbereiden/leren
- Heb ik het werkwoorden vervoegen herhaald/geoefend
- Kan ik de gebiedende wijs toepassen




Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

Qu'est-ce qu'on va faire?
We gaan de gebiedende wijs toepassen door een luisteropdracht te doen:
* Levez-vous si vous portez ................

Slide 5 - Diapositive

Qu'est-ce qu'on va faire?
We gaan de toets voorbereiden door:
* de werkwoorden te oefenen
* een planning te maken

Slide 6 - Diapositive

Zet het werkwoord in de présent
Je (avoir) un livre

Slide 7 - Question ouverte

Zet het werkwoord in de présent
Nous (avoir) un chien

Slide 8 - Question ouverte

Zet het werkwoord in de présent:
Tu (donner) de l'argent?

Slide 9 - Question ouverte

Zet het werkwoord in de présent:
Nous (être) en vacances

Slide 10 - Question ouverte

Zet het werkwoord in de présent:
Je (aller) au cinéma

Slide 11 - Question ouverte

Zet het werkwoord in de présent:
Tu (regarder) ce film?

Slide 12 - Question ouverte

Zet de zin in de futur proche
Je mange un croissant

Slide 13 - Question ouverte

Zet het werkwoord in de futur proche
Ils regardent un film

Slide 14 - Question ouverte

Welke manier van leren kies jij?

Kijk in de planner van It's Learning bij Studievaardigheden  Werkwoorden leren en kies een manier van leren en noteer dit op jouw TTS Planagenda.
Wanneer ken je het werkwoord (en kun je dit dus aftekenen in jouw TTS Planagenda)?
Als je: het hele rijtje uit jouw hoofd kunt opschrijven + vertaling
Als je de vormen kriskras door elkaar kent F-N & N-F

Slide 15 - Diapositive

Toets 12 juni
Ga in de planner naar Toetsen en Evaluaties en lees alvast de toetsinformatie door.

Maak een planning met het planformulier.

Slide 16 - Diapositive

Klaar? Ga zelfstandig aan de slag met de weektaak
Maken van de oefeningen en/of leren van de vocabulaire
In stilte werken zolang de timer loopt.

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

à la prochaine!
;

                              
                              les déchets dans la poubelle
                              

                              restez à ta place jusqu'à 59/29
Samen zorgen we voor een fijne werkplek in het lokaal!

Slide 19 - Diapositive