Oefenen met lezen

Examentraining lezen 
Klas 2
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Examentraining lezen 
Klas 2

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
- Terugblik
- Uitleg over het belang van signaalwoorden
- Oefenen met signaalwoorden
- Stage

Slide 2 - Diapositive

Doelen van de les
- Na deze les kan je een signaalwoord herkennen in een tekst.
- Na deze les weet je wat een signaalwoord is en wat de functie hiervan is. 

Slide 3 - Diapositive

Leg uit:
Een mening, een feit en een argument

Slide 4 - Question ouverte

Wat zijn signaalwoorden?
A
Ze geven een signaal, zodat je weet waar je gebleven bent met lezen.
B
Ze geven aan wat voor soort tekst het is.
C
Ze geven aan met welk tekstverband je te maken hebt.
D
Ze geven aan voor welk publiek de schrijver de tekst heeft geschreven.

Slide 5 - Quiz

Wat is een signaalwoord?
Een signaalwoord is een woord of woordgroep waarmee een bepaald verband wordt aangegeven tussen verschillende alinea’s of zinnen.

Slide 6 - Diapositive

Welke signaalwoorden ken je?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is GEEN signaalwoord?
A
die
B
dus
C
maar
D
bovendien

Slide 8 - Quiz

Signaalwoord: Let op, er komt belangrijke informatie aan
- Doel / middel
- Oorzaak / gevolg
- Een vergelijking 
- Een voorbeeld 
Enz.....

Slide 9 - Diapositive

Een opsomming
En, ook, verder, ten eerste/ten tweede, daarnaast, vervolgens, ten slotte, als laatste. 


Slide 10 - Diapositive

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 11 - Quiz

Tegenstelling 
Maar, echter, toch, niettemin, desondanks, daarentegen, enerzijds, hoewel en integendeel.

Voorbeeld: Ik vind een rode bank erg mooi, MAAR een groene echt niet. 

Slide 12 - Diapositive

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
integendeel
B
echter
C
tegenover
D
maar

Slide 13 - Quiz

Toelichting / voorbeeld
Bijvoorbeeld, zo, dat wil zeggen, zoals, onder andere

Voorbeeld: in het weekend maak ik nooit huiswerk. Ik doe dan alleen leuke dingen, ZOALS afspreken met vrienden, gamen en boeken lezen.


Slide 14 - Diapositive

Oorzaak / gevolg
Want, doordat, daardoor, waardoor, als gevolg van

Soms geeft de docent op vrijdag huiswerk voor maandag, WAARDOOR mijn weekendplannen in het water vallen.

Slide 15 - Diapositive

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor oorzaak / gevolg?
A
Ten tweede
B
Bovendien
C
Dus
D
Doordat

Slide 16 - Quiz

Doel-middel
Door middel van, daarmee, met de bedoeling, zodat

Volgens mij doet hij dat gewoon met de bedoeling ons te pesten

Slide 17 - Diapositive

Reden, verklaring, argument
Omdat, want, namelijk, daarom, aangezien, om die reden

Om die reden is hij mijn minst favoriete docent

Slide 18 - Diapositive

Conclusie / Samenvatting
Dus, concluderend, daardoor, hieruit volgt
Samengevat, kortom, al met al, ofwel, anders gezegd

Slide 19 - Diapositive

'Maar' is een signaalwoord. Bij welk verband hoort dit signaalwoord?
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
reden
D
opsomming

Slide 20 - Quiz

www.cambiumned.nl 
----> oefenen lezen, schrijven & spreken
----> Lezen opdracht 1, 2, 3 &4

Slide 21 - Diapositive

Signaalwoorden 
van voorbeeld
Signaalwoorden 
van voorwaarde
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van samenvatting
Signaalwoorden van oorzaak&gevolg
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van tijd
Signaalwoorden van plaats
waarin
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook

Slide 22 - Question de remorquage

Motivatie ontwerp 
- Schrijf je eigen motivatie ontwerp
- Zelfstandig
- 25 minuten
- Klaar? Lever in op teams

Slide 23 - Diapositive