Gastheerschap H2 les 5 en 6

Ik zit klaar voor de les:
  • Mijn spullen liggen op tafel (pen, schrift, laptop).
  • Telefoon is thuis of in mn kluis
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Ik zit klaar voor de les:
  • Mijn spullen liggen op tafel (pen, schrift, laptop).
  • Telefoon is thuis of in mn kluis
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.

Slide 1 - Diapositive

Gastheerschap
Horeca, wat is dat?

Slide 2 - Diapositive


Terugblik:

De vorige les hebben het gehad over de
mise en place. 

Dat is Frans en betekent: 
“alles op zijn plek zetten”.

Welke woorden ken je nog?



Slide 3 - Diapositive

1. Wat betekent ‘mise en place’?

A
Het menu voor de dag maken
B
Alles klaarmaken vóór de gasten komen
C
De tafel schoonmaken nadat de gasten weg zijn
D
Bestellingen opnemen

Slide 4 - Quiz

2. Wat doe je als je ‘mastiek maakt’?

A
Je maakt schoon en zet spullen klaar
B
Je neemt de bestelling op
C
Je maakt een menukaart
D
Je controleert of iedereen betaald heeft

Slide 5 - Quiz

3. Wat is ‘poleren’?

A
Vlekken van tafelkleden poetsen
B
Bestek netjes neerleggen
C
lazen en bestek glanzend maken met een doek
D
Muziek aanzetten voor de sfeer

Slide 6 - Quiz

4. Wat doe je bij ‘indekken’?

A
De menukaarten op tafel leggen
B
Het bestek, servet en glas op de juiste plek leggen
C
lazen ee stoelen recht zetten
D
De muziek aanzetten

Slide 7 - Quiz

5. Wat betekent ‘opdekken’?
A
De tafel mooi maken met tafelkleed en versiering
B
Glazen controleren op vlekken
C
De stoelen tellen
D
De keuken opruimen

Slide 8 - Quiz

6. Wat zijn ‘vaste attributen’ op tafel?

A
Glazen en servetten
B
Bestek en servetten
C
Dingen die altijd op tafel blijven staan
D
De gerechten van de dag

Slide 9 - Quiz

7. Wat is een ‘couvert’?


A
Een klein gerecht vooraf
B
Eén plek aan tafel met bestek, servet en glas
C
Een soort tafelkleed
D
Een menukaart in een mapje

Slide 10 - Quiz

8. Wat hoort bij de ‘menage’?



A
Peper, zout en soms olie of azijn
B
Tafelkleed en servet
C
Soep, salade en saus
D
Glazen en een karaf water

Slide 11 - Quiz

wasabi & soyasaus
Guacamole & salsasaus
sambal & ketjap
knoflooksaus
stroop & poedersuiker
tomatenketchup
olie & balsamico azijn
Mexicaans restaurant
Hamburger restaurant
Pannenkoekenhuis
Sushi restaurant
Pizzeria
Chinees restaurant
Shoarmazaak

Slide 12 - Question de remorquage


Deze les:

  1. lesdoelen
  2. Theorie 
  3. opdrachten maken
  4. Evalueren hoe de les ging

Slide 13 - Diapositive


Lesdoel:
Ik ken/ik weet:
  • het verschil tussen opdekken en indekken.
  • hoe je een tafel stap voor stap netjes opdekt.

Slide 14 - Diapositive

Even herhalen: de voorbereidingen
Als je in een restaurant werkt, wil je dat de gasten zich welkom voelen. Alles moet er netjes en gezellig uitzien. 
Daarom moet je vóórdat de gasten komen goed voorbereiden. 
Dit noem je mise en place. 
Dat is Frans en betekent: “alles op zijn plek zetten”.


Slide 15 - Diapositive

Opdekken en indekken 

Bij het opdekken maak je de hele tafel klaar: je legt het tafelkleed neer, zet bloemen of kaarsen neer, en maakt het gezellig.

Bij het indekken leg je het bestek, servet en glas op de juiste plek






Slide 16 - Diapositive

Opdekken en indekken (couvert)
Een couvert is een plek aan tafel voor één gast. 
Daar leg je:
  • tafelkleed of placemat
  • de vaste attributen (menage (=peper en zout), kaars, bloemen) 
  • een servet
  • bestek
  • glazen




Slide 17 - Diapositive

De tafel indekken 1
Als je de tafel hebt opgedekt kan je de tafel gaan indekken. 
Hoe leg je nu al het bestek netjes op tafel? En waar hoort wat? Een vork, mes en een lepel waarmee je eet is je bestek. 

In de horeca wordt het bestek wat een gast nodig heeft couvert genoemd.







Slide 18 - Diapositive

De tafel indekken 2
Misschien heb je ooit gehoord van “ je eet van buiten naar binnen”. 

Dat betekent dat je aan de buitenkant het bestek voor het voorgerecht hebt liggen en aan de binnenkant het hoofdgerecht bestek.






Slide 19 - Diapositive

De tafel indekken 3

Het bestek hoort 1 centimeter van de rand van de tafel te liggen. Dan voorkom je, dat wanneer een gast gaat zitten, het bestek niet verschuift. 

Boven het bord ligt het kopbestek, dit wordt gebruikt voor het dessert.





Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Volgens etiquette in de horeca hebben vork, mes en lepel een vaste plek. 

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

De opdracht:
Er zijn 3 bestellingen van gasten 
in groepjes 
gaan jullie de tafel opdekken
op de goede manier...


Slide 24 - Diapositive

Huiswerk:

x

Slide 25 - Diapositive