50 les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Welk werkwoord hoort bij de toekomende tijd?

1. worden
2. zullen
3. lijken
4. gaan

Wat is hier het wederkerend werkwoord?
"Hij vergiste zich in het afstapje."

1. vergiste
2. zich
3. vergiste zich
4. vergiste zich in

Wat is het wederkerend naamwoord?
"Timo misdraagt zich vaak tijdens de gymles."

1. misdraagt
2. misdraagt zich
3. zich
4. misdraagt zich vaak

Wat is hier het wederkerend voornaamwoord?
Jenny verslikte zich in haar koffie.

1. verslikte
2. verslikte zich
3. zich
4. verslikte zich in

Wat is hier het wederkerig voornaamwoord?
En daarna vielen zij in elkaars armen ...

1. vielen
2. elkaars
3. vielen in
4. elkaars armen

Wat is hier het wederkerig voornaamwoord?
En daarna vielen zij in elkaars armen ...

1. vielen
2. elkaars
3. vielen in
4. elkaars armen