Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
aiToolsTab
Beta
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Oefenen voor het tentamen maatschappijleer H5
Oefenen voor het tentamen maatschappijleer
1 / 34
suivant
Slide 1:
Diapositive
Maatschappijleer
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Cette leçon contient
34 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositive de texte
.
La durée de la leçon est:
45 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Oefenen voor het tentamen maatschappijleer
Slide 1 - Diapositive
Wat betekent het dat Nederland een rechtsstaat is?
A
Er zijn geen regels of wetten.
B
Alleen de burgers moeten zich aan de wet houden.
C
De overheid heeft onbeperkte macht over burgers.
D
De rechten en plichten zijn vastgelegd.
Slide 2 - Quiz
Welk land wordt als voorbeeld van een dictatuur genoemd?
A
Nederland
B
Iran
C
Rusland
D
Myanmar
Slide 3 - Quiz
Welke situatie is een voorbeeld van onvrijheid?
A
Je mag demonstreren tegen de overheid.
B
Je mag stemmen zonder toezicht.
C
De politie valt zomaar je huis binnen.
D
Je mag kritiek leveren op de regering.
Slide 4 - Quiz
Wat is de definitie van censuur?
A
De vrijheid van meningsuiting.
B
Het weglaten of veranderen van informatie.
C
Het vastleggen van wetten in een Grondwet.
D
Het recht om kritiek te leveren.
Slide 5 - Quiz
Welke bewering is kenmerkend voor een autoritaire staat?
A
De machthebbers negeren de wet.
B
De bevolking heeft invloed op besluiten.
C
Alle burgers hebben volledige rechten.
D
Er zijn onafhankelijke rechters.
Slide 6 - Quiz
Waarom passen machthebbers in een dictatuur vaak censuur toe?
A
Om de communicatie tussen burgers te verbeteren.
B
Om de persvrijheid en vrijheid van meningsuiting te garanderen.
C
Om de burgers zo goed mogelijk te informeren over het beleid.
D
Om te voorkomen dat mensen informatie vinden die tegenspreekt wat de leiders beweren.
Slide 7 - Quiz
Wat is een belangrijk verschil tussen stemmen in een dictatuur en in een democratie?
A
In een democratie mag je maar op één partij stemmen.
B
In beide systemen zijn er altijd meerdere partijen om uit te kiezen.
C
In een dictatuur controleren de machthebbers wát je stemt en kun je vaak maar op één partij stemmen.
D
In een dictatuur mag je stemmen op wie je wil zonder dat iemand meekijkt.
Slide 8 - Quiz
Waarom kan een land een boycot instellen tegen een ander land?
A
Om het andere land te verplichten hun export te verhogen.
B
Omdat het andere land mensenrechten schendt.
C
Om de economie van het boycotterende land te stimuleren.
D
Om dat land te dwingen militaire actie te ondernemen.
Slide 9 - Quiz
Wat is het hoofddoel van de Grondwet?
A
Om de belangrijkste rechten en plichten van burgers en overheid vast te leggen.
B
Om de geschiedenis van een land te beschrijven.
C
Om ervoor te zorgen dat de overheid onbeperkte macht heeft.
D
Om te bepalen welke politieke partijen er mogen zijn.
Slide 10 - Quiz
Welk grondrecht staat in Artikel 1 van de Grondwet?
A
Vrijheid van meningsuiting.
B
Solidariteit.
C
Gelijkwaardigheid.
D
Vrijheid van godsdienst.
Slide 11 - Quiz
Waarom worden grondrechten niet eenvoudig gewijzigd?
A
Omdat dit te veel tijd kost.
B
Omdat alleen de rechter mag aanpassen.
C
Burgers worden beschermd tegen de overheid.
D
Omdat grondrechten nooit veranderen.
Slide 12 - Quiz
Wat is een belangrijk verschil tussen grondrechten en mensenrechten?
A
Grondrechten gelden in een specifiek land.
B
Grondrechten staan in internationale verdragen.
C
Grondrechten gelden alleen voor volwassenen.
D
Grondrechten zijn minder belangrijk dan mensenrechten.
Slide 13 - Quiz
Welk grondrecht van BN'ers is in geding bij juicekanalen?
A
Vrijheid van meningsuiting.
B
Persvrijheid.
C
Recht op gelijke behandeling.
D
Recht op privacy.
Slide 14 - Quiz
Hoe wordt de scheiding van politieke macht genoemd?
A
Het constitutionele recht.
B
De Trias Politica.
C
De dictatuur.
D
Het legaliteitsbeginsel.
Slide 15 - Quiz
Wat is het doel van de scheiding van machten?
A
Om het parlement volledige controle te geven.
B
Om burgers wetten te laten maken.
C
Om de regering meer invloed te geven.
D
Om te voorkomen dat de overheid onbeperkt kan gebruiken.
Slide 16 - Quiz
Welke macht voert de wetten uit?
A
De rechterlijke macht (de rechters).
B
De wetgevende macht (het parlement).
C
Het Openbaar Ministerie.
D
De uitvoerende macht (de regering).
Slide 17 - Quiz
Wat houdt het legaliteitsbeginsel in?
A
Dat de overheid wetten mag negeren.
B
Dat iedere handeling van de overheid gebaseerd moet zijn op een wet.
C
Dat wetten door het volk gemaakt moeten worden.
D
Dat burgers zich aan goedgekeurde wetten hoeven te houden.
Slide 18 - Quiz
Waarom is een land waar de president rechters laat opsluiten een voorbeeld van een autoritaire staat?
A
b) Omdat het een bewijs is van een werkende Trias Politica.
B
a) Omdat de president dan te weinig macht heeft.
C
c) Omdat een dergelijk land geen scheiding van machten kent.
D
d) Omdat de rechters hun werk niet goed doen.
Slide 19 - Quiz
Wanneer de Belastingdienst een fout maakt, wie moet ingrijpen?
A
c) De media.
B
b) De burgers via protesten.
C
d) De rechterlijke macht en de wetgevende macht.
D
a) Alleen de Belastingdienst zelf.
Slide 20 - Quiz
Welke uitspraak over de Trias Politica is JUIST?
A
b) De regering is onderdeel van de wetgevende macht.
B
c) De rechterlijke macht beoordeelt of overheid en burgers zich aan de wet houden.
C
d) Het legaliteitsbeginsel is een onderdeel van de rechterlijke macht.
D
a) Het parlement is onderdeel van de uitvoerende macht.
Slide 21 - Quiz
Wat is een misdrijf volgens de bronnen?
A
d) Een overtreding waarvoor je geen strafblad krijgt.
B
c) Elk gedrag dat niet rekening houdt met anderen.
C
b) Een ernstig strafbaar feit, zoals diefstal.
D
a) Een strafbaar feit dat minder erg is.
Slide 22 - Quiz
Wat betekent het dat criminaliteit tijdgebonden is?
A
b) Dat er een tijdslimiet is voor opsporing.
B
d) Dat criminaliteit afhangt van de leeftijd van de dader.
C
c) Dat onze ideeën over strafbaarheid veranderen.
D
a) Dat misdrijven alleen op bepaalde tijden voorkomen.
Slide 23 - Quiz
Welke van de volgende is een risicofactor voor crimineel gedrag?
A
a) Een goede opvoeding.
B
b) Groepsdruk en het zoeken naar spanning en avontuur.
C
d) Het hebben van een sterke moraal.
D
c) Het volgen van onderwijs en werk.
Slide 24 - Quiz
Welke bewering over een strafblad is juist?
A
Een strafblad krijg je alleen bij overtredingen.
B
Met een strafblad kun je moeilijker een baan vinden.
C
Met een strafblad kun je makkelijker een baan vinden.
D
Je kunt pas een strafblad krijgen als je 18 jaar of ouder bent.
Slide 25 - Quiz
Welke uitspraak over criminaliteit is JUIST?
A
Je bent crimineel als je een misdrijf pleegt.
B
Alle strafbare feiten zijn misdrijven.
C
Je kunt pas een strafblad krijgen als je 18 jaar of ouder bent.
D
Diefstal is een overtreding.
Slide 26 - Quiz
Wat is een reden waarom winkeliers camerabeelden willen delen?
A
Om te laten zien dat ze hun leven gebeterd hebben.
B
Om een verdachte voor altijd op internet te zetten.
C
Om de privacy van verdachten te waarborgen.
D
Om elkaar te waarschuwen voor verdachten.
Slide 27 - Quiz
Wie is een verdachte?
A
Iemand die vrijgesproken is door de rechter.
B
Iemand die een proces-verbaal heeft opgesteld.
C
Iedereen die kritiek levert op de overheid.
D
Een persoon van wie de politie denkt dat die iets strafbaars heeft gedaan.
Slide 28 - Quiz
Wat is een proces-verbaal?
A
Een speciaal politieverslag over het misdrijf en de verdachte.
B
Een lijst van strafbare feiten.
C
De uitspraak van de rechter.
D
Een bewijs dat de verdachte schuldig is.
Slide 29 - Quiz
Wat is een belangrijk doel van straf?
A
De samenleving veiliger maken.
B
De familie van de dader financieel steunen.
C
De dader aanmoedigen om door te gaan met crimineel gedrag.
D
De dader een nieuwe baan bezorgen.
Slide 30 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een bijkomende straf?
A
Een taakstraf.
B
Een gevangenisstraf.
C
Het inleveren van je rijbewijs.
D
Een geldboete.
Slide 31 - Quiz
Wat is tbs (terbeschikkingstelling)?
A
Een hoofdstraf voor lichte misdrijven.
B
Een korte gevangenisstraf voor jongeren.
C
Een speciale maatregel voor ontoerekeningsvatbaren.
D
Een straf waarbij je direct vrijkomt.
Slide 32 - Quiz
Wat is het doel van cameratoezicht in een wijk?
A
Eigenrichting.
B
Preventie.
C
Vergelding.
D
Repressie.
Slide 33 - Quiz
Wat houdt tbs in?
A
Daders zijn ontoerekeningsvatbaar door stoornis.
B
Een hoofdstraf voor lichte misdrijven.
C
Een korte gevangenisstraf voor jongeren.
D
Een straf waarbij je direct vrijkomt.
Slide 34 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
Samenvatting rechtsstaat
May 2025
- Leçon avec
44 diapositives
Maatschappijleer
Middelbare school
vmbo b, k, t, mavo
Leerjaar 3,4
Oefentoets H5 Rechtsstaat
April 2025
- Leçon avec
29 diapositives
Maatschappijleer
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Rechtstaat quiz §5.1, §5.2 en §5.3
March 2025
- Leçon avec
40 diapositives
Maatschappijleer
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 3
5.1 Vrijheid en onvrijheid essener nieuwe methode
November 2024
- Leçon avec
48 diapositives
Maatschappijleer
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Hoofdstuk 7 (bb) Politieke systemen in andere landen
October 2021
- Leçon avec
22 diapositives
par
Seneca Burgerschap
Maatschappijkunde
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3,4
Seneca Burgerschap
Hoofdstuk 7 (bb) Politieke systemen in andere landen
October 2021
- Leçon avec
22 diapositives
par
Seneca Burgerschap
Maatschappijkunde
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3,4
Seneca Burgerschap
6. Democratie en dictatuur
January 2017
- Leçon avec
11 diapositives
par
Maatschappijleer
Maatschappijleer
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Maatschappijleer
5.3 Scheiding der machten
May 2025
- Leçon avec
27 diapositives
Maatschappijleer
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3