4.3 en 4.4

4.3 doelen
- Je kunt de kenmerken van bacteriën noemen.
- Je kunt de kenmerken van schimmels noemen.
- Je kunt beschrijven hoe bacteriën en schimmels nuttig zijn voor de mens en de natuur. (SE)
-  Je kunt beschrijven hoe bacteriën en schimmels schadelijk kunnen zijn voor mensen. (SE)

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

4.3 doelen
- Je kunt de kenmerken van bacteriën noemen.
- Je kunt de kenmerken van schimmels noemen.
- Je kunt beschrijven hoe bacteriën en schimmels nuttig zijn voor de mens en de natuur. (SE)
-  Je kunt beschrijven hoe bacteriën en schimmels schadelijk kunnen zijn voor mensen. (SE)

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Planten cel

Slide 6 - Diapositive

Welke 3 onderdelen hebben de planten cel en dieren cel allebei?

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive


Nuttig                                                    Schadelijk

Slide 10 - Diapositive

Reducenten
Bacteriën en schimmels komen overal voor. De meeste soorten bacteriën en schimmels voeden zich met resten van dode organismen. In de natuur ruimen ze dode resten op. Bij de afbraak van die resten ontstaan weer voedingsstoffen voor planten. 

Organismen die dode resten afbreken, noem je reducenten.

Slide 11 - Diapositive

Ziek door bacterie: antibiotica
Antibiotica maakt de celwanden van bacteriën kapot
(ook goede bacteriën)

Slide 12 - Diapositive

Antibiotica (penniciline)
Wordt gemaakt door een penseelschimmel

Slide 13 - Diapositive

 - Het hormoon insuline wordt gemaakt met behulp van bacteriën. 

- Aspartaam is een zoetstof die door bacteriën wordt gemaakt.
Deze stof zit bijvoorbeeld in frisdrank en kauwgum.

- In wasmiddel zitten bepaalde eiwitten (enzymen) die gemaakt zijn door bacteriën. Deze eiwitten zorgen ervoor dat vlekken uit je kleren gaan.

Slide 14 - Diapositive

Bij welke organismen hebben de cellen een celkern en een celwand, maar geen bladgroenkorrels?
A
bacteriën
B
schimmels
C
planten
D
dieren

Slide 15 - Quiz

Welke organismen bestaan uit cellen zonder celkern?
A
bacteriën
B
schimmels
C
planten
D
dieren

Slide 16 - Quiz

Bij welk organisme kunnen de cellen bladgroenkorrels bevatten?
A
berkenboom
B
specht
C
paddestoel
D
yoghurt bacterie

Slide 17 - Quiz

Welke kenmerken hebben alle cellen?
A
celkern
B
bladgroenkorrels
C
celwand
D
cytoplasma

Slide 18 - Quiz

Een gist is een eencellige schimmel. Hoe denk je dat deze zich voortplant?
A
Door een paddestoel
B
Door schimmeldraden
C
Door deling
D
Door het zoeken van een andere gistcel en paren

Slide 19 - Quiz

Waar of niet waar? Er is een soort schimmel waarmee antibiotica gemaakt kan worden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

Waar of niet waar? Alle soorten ziektes (ook virussen) kunnen weggehaald worden met antibiotica
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Van wie is welke cel?
Dier
Schimmel
Bacterie
Plant

Slide 22 - Question de remorquage

Waar of niet waar? Alle bacteriën en schimmels zijn slecht
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Symmetrie betekent iets in gelijke helften kunnen verdelen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Mensen zijn..
A
Tweezijdig symmetrisch
B
Niet symmetrisch
C
Veelzijdig symmetrisch

Slide 25 - Quiz

Heeft dit dier een skelet? Zo ja; wat voor soort skelet?
A
Nee, geen skelet
B
Ja, een inwendig skelet
C
Ja, een uitwendig skelet
D
Ja, zowel inwendig als uitwendig skelet.

Slide 26 - Quiz

Bekijk de afbeelding.

In de afbeelding staat een organisme. Heeft het organisme een inwendig skelet, een uitwendig skelet of geen skelet?
A
Een inwendig skelet
B
Een uitwendig skelet
C
Geen skelet

Slide 27 - Quiz