(Week 2) 2M les 2
1 / 19
La durée de la leçon est: 25 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Hoe schrijf je 30 in het Duits?
A
dreisig
B
dreisich
C
dreißig
D
dreissich
Slide 5 - Quiz
Hoe schrijf je 66 in het Duits?
A
sechsundsechzig
B
sechssechzig
C
sechzig
D
sechsundsegzig
Slide 6 - Quiz
Hoe schrijf je 315 in het Duits?
A
fünfzehnhundertdrei
B
dreihundertfünfzehn
C
dreihunderdfünfzehn
D
dreihundertfunfzehn
Slide 7 - Quiz
Geef de juiste vertaling in het Duits voor het getal: 1000
Slide 8 - Question ouverte
D. getallen
Snap je dit onderwerp en kun je dit toepassen in een zin?
Snap je dit onderwerp en kun je dit toepassen in een zin?
A
Ja!
B
Jawel, maar ik wil er nog mee oefenen.
C
Jawel, maar ik zou het fijn vinden het nog even te herhalen.
D
Ik snap er niks van.
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Vidéo
Miriam ... Durst. (haben)
Slide 12 - Question ouverte
... du wirklich ein eigenes Pferd? (haben)
Slide 13 - Question ouverte
Slide 14 - Diapositive
Herr Hoffmann, ... Sie morgen zu Hause? (sein)
Slide 15 - Question ouverte
ich
du
ihr
Sie
bin
hast
seid
sind
habe
haben
habt
bist
Slide 16 - Question de remorquage
E. haben en sein
Snap je dit onderwerp en kun je dit toepassen in een zin?
Snap je dit onderwerp en kun je dit toepassen in een zin?
A
Ja!
B
Jawel, maar ik wil er nog mee oefenen.
C
Jawel, maar ik zou het fijn vinden het nog even te herhalen.
D
Ik snap er niks van.
