El mundo es mío, clase 1

El mundo es mío - clase 1
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

El mundo es mío - clase 1

Slide 1 - Diapositive

Programa de hoy
  1. Introducción período 4
  2. Saber muchos idiomas
  3. Los verbos más importantes del español
  4. Practicar con los verbos

Slide 2 - Diapositive

El objetivo de este módulo
De internationale competentie ontwikkelen:
- weten dat er cultuurverschillen zijn en hoe daarmee om te gaan.
- een vergelijking kunnen maken tussen culturen en er (respectvol) je mening over kunnen geven.

Slide 3 - Diapositive

La prueba final 
- Vertalen Spaans -Nederlands
- Typisch Nederlandse dingen omschrijven in het Spaans

Slide 4 - Diapositive

Wat verwacht je van deze module?

Slide 5 - Question ouverte

In deze module
  • Leer je de basisprincipes van tolken en vertalen
  • Geef je jouw woordenschat een enorme boost
  • Ken je strategieën om in álle talen van de wereld te kunnen communiceren

Slide 6 - Diapositive

El español en el mundo
Wat heb je onthouden?

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Vidéo

Waar kun je het Spaans na je eindexamen allemaal voor gebruiken?

Slide 9 - Question ouverte

6

Slide 10 - Vidéo

00:16
¿Qué es un "políglota"?

Slide 11 - Question ouverte

01:07
Wat wordt er verteld over Emil Krebs?

Slide 12 - Question ouverte

02:42
Wat wordt er verteld over het Japans?

Slide 13 - Question ouverte

03:04
Waarom wordt het voorbeeld "está morenita pero muy bonita" genoemd?

Slide 14 - Question ouverte

05:08
Wat wordt er gezegd over grammatica?

Slide 15 - Question ouverte

07:53
Welke adviezen worden er gegeven?

Slide 16 - Question ouverte

Wat is taal?

Slide 17 - Carte mentale

Verbos más importantes

Slide 18 - Carte mentale

 SER-ESTAR-HAY
Alle 3 betekenen ze "zijn":
  • ser - vaste eigenschappen, kenmerken die niet veranderen (beroep, nationaliteit etc.)=> Carmen es española.
  • estar - plaatsbepalingen (zich bevinden), eigenschappen die wél veranderen (tijdelijke toestand, emoties)=> Pablo está en Amsterdam / Ana está resfriada.
  • hay - er is, er zijn => ¿Hay bancos por aquí? / Hay una fiesta en la ciudad
    => nooit met het bepaalde lidwoord, altijd zonder of met het onbepaalde lidwoord 

Slide 19 - Diapositive

Ser y estar
                                        Ser = zijn                  Estar = zijn/zich bevinden



soy
eres
es
somos
sois
son
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
estoy
estás
está
estamos
estáis
están

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Gebruik werkwoord ser
Beschrijving van een persoon
Nationaliteit
Beroep
Vaste eigenschappen / karakter

Slide 22 - Diapositive

Het werkwoord SER

  1. Pablo ________ (ser) un chico.
  2. Yo ________ (ser) holandés. 
  3. Paco y Lola _________ (ser) amigos. 
  4. Vosotros _________ (ser) muy amables. 
  5. Tú ____________ (ser) de Italia. 
  6. Marta y yo __________ (ser) familia.  
Schrijf de antwoorden in je schrift!

Slide 23 - Diapositive

SER

Slide 24 - Carte mentale

Slide 25 - Diapositive

Estar
waar 
(ligging van een persoon, ding of gebouw) 
Juan ESTÁ en el museo.

El museo ESTÁ en Amsterdam.
Hoe 
(tijdelijke eigenschappen, gevoelens)
Juan ESTÁ aburrido.

Juan ESTÁ mareado.

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

ESTAR

Slide 29 - Carte mentale

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

TENER

Slide 32 - Carte mentale

Meer werkwoorden
decir
zeggen
venir
komen
volver
teruggaan
querer
willen
poner
zetten, leggen
dar
geven
poder
kunnen

Slide 33 - Diapositive

Andere veelgebruikte werkwoorden in het Spaans

Slide 34 - Carte mentale

¡A practicar con los verbos!

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Lien

Slide 37 - Lien

Slide 38 - Lien