lesson 4

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Today's programme
- looking back at last week's lesson
- aanwijzende voornaamwoorden
- lezen en luisteren: ghost town
- woordenschat opdracht; the kitchen

ghosttown kan nog volgende week + puzzeltje of iets


Leerdoel: Je weet welke vier demonstrative pronouns er zijn en wanneer je welke moet gebruiken.
Je weet de betekenis van een aantal belangrijke woorden in de keuken.



Slide 2 - Diapositive

Looking back at last week's lesson
- uitdrukkingen met 'see' and woordzoeker

Slide 3 - Diapositive

This

enkelvoud (1)
dichtbij
That

enkelvoud (1)
ver weg 
These

meervoud (2 of meer)
dichtbij
Those

meervoud (2 of meer)
ver weg

Slide 4 - Diapositive


Kies het juiste aanwijzende voornaamwoord, kies uit: 
this / that / these / those

1. Wait a second! That is my shirt,………………. one here is yours.
2. Owen is going to talk to ………………………….. girls over there.
3. I liked ………………………. trainers you were wearing yesterday.
4. ……………….. cinema on Bond Street is much better than this one.
5. Stay inside, ……………..thunderstorm over there is coming our way.
6. ………….. guests here at the front desk have a complaint about their room.
7. Look out! …… road is icy!
8. ……………………….house here is mine.
9. The cats are running to ……………trees over there.
10. ………is my cousin, Elsa.

Slide 5 - Diapositive

The kitchen

Slide 6 - Carte mentale

Exercise 2
I will now hand out an exercise about kitchen vocabulary
the kitchen british english teacher

Slide 7 - Diapositive

Je weet welke vier demonstrative pronouns er zijn en wanneer je welke moet gebruiken.

Slide 8 - Carte mentale

Leerdoel: je weet de betekenis van een aantal belangrijke woorden in de keuken.

Slide 9 - Diapositive

Wat betekent cupboard?

Slide 10 - Question ouverte

Wat betekent drawer?

Slide 11 - Question ouverte

Wat betekent sink?

Slide 12 - Question ouverte

Wat betekent cooker?

Slide 13 - Question ouverte

Wat betekent fridge?

Slide 14 - Question ouverte

Wat betekent shelf?

Slide 15 - Question ouverte

Wat betekent bowl?

Slide 16 - Question ouverte

Wat betekent woorden spoon?

Slide 17 - Question ouverte

Leerdoel: Je weet welke vier demonstrative pronouns er zijn en wanneer je welke moet gebruiken.
Je weet de betekenis van een aantal belangrijke woorden in de keuken.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive