Les 2 juni

Welkom!
Klaar voor de start:
   -laptop (opgeladen), pen, (schrift)
   -jas uit, tas op de grond
   -telefoon uit, in de tas
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Klaar voor de start:
   -laptop (opgeladen), pen, (schrift)
   -jas uit, tas op de grond
   -telefoon uit, in de tas

Slide 1 - Diapositive

Vooraf: 
Indeling/planning mondeling
Gang van zaken komende lessen

Slide 2 - Diapositive

Terugblik
Tekstverklaring, toets
Kwizl

Slide 3 - Diapositive

Deze les
-Toetsvoorbereiding tot dusver
-Argumentatieleer
-Kwizl:
     'Boekenbranche'
     'Examenidioom'

Slide 4 - Diapositive

Lesdoel
-Je kunt vijf tips noemen die je kunnen helpen bij de toets van komende toetsweek
-Je kunt standpunten van argumenten onderscheiden
-Je kunt feitelijke en waarderende argumenten van elkaar onderscheiden
-Je kunt zes argumentatieschema's herkennen in een enkelvoudige redenering.

Slide 5 - Diapositive

Vijf tips

Slide 6 - Carte mentale

Vijf tips
1. Arceren, strepen, omcirkelen
2. Vaak staat het antwoord gewoon in de tekst (zoektoets)
3. Blijf bij de beantwoording zo dicht mogelijk bij de tekst
4. Elk woord in een vraag doet ertoe
5. Laat de vraag in het antwoord terugkomen
6. Laat het antwoord op de vraag aansluiten


Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Lien

1. Standpunten en argumenten

Slide 9 - Diapositive

Welke van de volgende signaalwoorden wordt niet gebruikt om een standpunt in te leiden:
A
dus
B
vervolgens
C
ik vind
D
kortom

Slide 10 - Quiz

Wetgeving die ertoe leidt dat voorbeeldig geïntegreerde migranten tot ongenoegen van een groot deel van de bevolking worden uitgewezen, ondermijnt het respect voor de wet.
Natuurlijk kan de rechtsstaat niet in alle particuliere wensen voorzien. 
Maar als een strikte toepassing van de wet leidt tot een procedure die zelfs het geweten van de betrokken minister belast, 
is de wet volgens mij toe aan revisie. 
standpunt

Slide 11 - Question de remorquage

3. Feitelijke en waarderende argumentatie
(objectieve en subjectieve argumenten)

Slide 12 - Diapositive

Soorten argumenten

Feitelijk argument: als iemand zijn standpunt ondersteunt met een feitelijke uitspraak. 
Ik ga liever niet mee naar Parijs (standpunt),
want Parijs is een grote dichtbevolkte stad (argument).

Slide 13 - Diapositive

Soorten argumenten

Waarderend argument: over een waarderend argument kun je van mening verschillen, over een feitelijk argument niet. Een waarderend argument moet daarom vaak ondersteund worden. 
Ik ga graag mee naar Parijs (standpunt),
want Parijs heeft de mooiste musea van de wereld (argument).

Slide 14 - Diapositive

Bedenk een waarderend argument bij het standpunt 'je kunt beter niet meedoen aan de postcodeloterij'.

Slide 15 - Question ouverte

Hij is immers veruit de beste in de debatten.
Ik denk dat Geert Wilders de verkiezingen weer gaat winnen.
standpunt
feitelijk argument
waarderend argument

Slide 16 - Question de remorquage

4. Argumentatieschema's

Slide 17 - Diapositive

Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg.
Een feit of gebeurtenis leidt tot een ander feit of andere gebeurtenis.

Slide 18 - Diapositive

Argumentatie o.b.v. oorzaak en gevolg

Het zou me niet verbazen als we straks allemaal buikpijn hebben (standpunt: gevolg). Het vlees was namelijk nog helemaal rood van binnen (argument: oorzaak).


Slide 19 - Diapositive

Argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap.
Als alle onderdelen van een groep hetzelfde kenmerk hebben, dan heeft een onderdeel van de groep dat kenmerk ook. (vaak impliciet)

Slide 20 - Diapositive

Argumentatie o.b.v. kenmerk of eigenschap

Jeroen is eigenlijk nog een groot kind (standpunt), want het liefst speelt hij nog met zijn lego (argument).

Impliciet: kinderen spelen immers met lego

Slide 21 - Diapositive

Argumentatie op basis van voor- en nadelen.
Hier wordt een afweging gemaakt: de voordelen worden vergeleken met de nadelen. Op basis daarvan wordt een oordeel uitgesproken.

Slide 22 - Diapositive

Argumentatie o.b.v. voor- en / of nadelen

(1)Als je 4 havo overdoet, dan krijg je wel een goede basis om in 5 havo met goede cijfers te slagen. (2)Daar staat tegenover dat je het weliswaar zwaar krijgt als je overgaat naar 5 havo, (3)maar dat je toch ook een kans hebt dat je meteen slaagt (argumenten). Als ik jou was, zou ik het proberen in 5 havo (standpunt).

Slide 23 - Diapositive

Argumentatie op basis van voorbeelden.
Argumenten zijn (gebaseerd op) voorbeelden.

Slide 24 - Diapositive

Argumentatie o.b.v. voorbeelden

Je kunt absoluut niet op hem rekenen (standpunt). (1)Zo kwam hij gisteren zonder af te bellen niet opdagen en (2)toen hij dat verjaardagscadeautje zou kopen, was hij dat ook vergeten (argumenten). 

Slide 25 - Diapositive

Bedenk een feitelijk argument bij het standpunt 'Ik denk dat Rutte de verkiezingen weer gaat winnen'.

Slide 26 - Question ouverte

Argumentatie op basis van vergelijking
Er wordt een vergelijking gemaakt tussen twee gevallen. Situatie A = situatie B o.b.v. overeenkomst
B

Slide 27 - Diapositive

Argumentatie o.b.v. vergelijking

Als Gerrit meegaat, dan krijgen we vast ruzie (standpunt). De vorige keer dat hij meeging, liep het ook uit de hand (argument).

Slide 28 - Diapositive

Argumentatie op basis van autoriteit
Een standpunt wordt ondersteund door een uitspraak van een deskundige of gezaghebbende.

Slide 29 - Diapositive

Argumentatie o.b.v. autoriteit
Je moet twee keer in de week vis eten (standpunt). Laatst bleek opnieuw uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen dat regelmatig vis eten goed is voor hart, bloedvaten en geheugen (argument).

Slide 30 - Diapositive

Mensen zouden wat meer met de fiets naar hun werk moeten gaan, want dat is goed voor het milieu en het is goed voor hun conditie.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van voor- en/of nadelen
C
Argumentatie op basis van autoriteit
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 31 - Quiz

Het is de hoogste tijd dat de lonen van alle Nederlanders omhoog gaan. De president van De Nederlandsche Bank heeft dat laatst ook in een interview gezegd.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van voor- en/of nadelen
C
Argumentatie op basis van autoriteit
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 32 - Quiz

Ik denk dat hij zich nauwelijks betrokken voelt bij het bedrijf en zijn collega's. Zo heeft hij zich gisteren ziek gemeld, terwijl hij 's middags wel in de sportschool was.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van voor- en/of nadelen
C
Argumentatie op basis van autoriteit
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 33 - Quiz

Ik vrees dat de leerkrachten in het basisonderwijs de zo gewenste loonsverhoging niet zullen krijgen; de docenten in het voortgezet onderwijs kregen immers laatst ook niet meer salaris.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van voor- en/of nadelen
C
Argumentatie op basis van vergelijking
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 34 - Quiz

Het wordt warmer op aarde en dat komt door het broeikaseffect.

A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
C
argumentatie op basis van een kenmerk
D
argumentatie op basis van voor- en nadelen

Slide 35 - Quiz

Het Nederlands verloedert want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.

A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
C
argumentatie op basis van een kenmerk
D
argumentatie op basis van voor- en nadelen

Slide 36 - Quiz

Volgens zijn arts heeft hij bloedarmoede. Hij had namelijk allerlei symptomen die erop wijzen: last van vermoeidheid, duizeligheid en hoofdpijn..
Welk argumentatieschema wordt hier gebruikt?
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
C
argumentatie op basis van een kenmerk
D
argumentatie op basis van voor- en nadelen

Slide 37 - Quiz

Tot slot
Vijf tips voor de toets

Schema mondelingen

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive


Slide 40 - Question ouverte


Slide 41 - Question ouverte


A

Slide 42 - Quiz


A

Slide 43 - Quiz

Slide 44 - Carte mentale