Thema 3 - Les 12
1 / 11
La durée de la leçon est: 12 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Geef een voorbeeld van een kledingstuk dat een samenstelling is zoals:
overhemd.
overhemd.
Slide 2 - Carte mentale
Slide 3 - Diapositive
Zwembroek
Wat zegt het 1e woord over het 2e woord?
Wat zegt het 1e woord over het 2e woord?
Slide 4 - Question ouverte
Slide 5 - Diapositive
Regenjas
Wat zegt het 1e woord over het 2e woord?
Wat zegt het 1e woord over het 2e woord?
Slide 6 - Question ouverte
Fietspad
Wat zegt het 1e woord over het 2e woord?
Wat zegt het 1e woord over het 2e woord?
Slide 7 - Question ouverte
De mensen voor de winkel kijken naar de:
etalagepop.
etalagepop.
A
Een mens die op een pop lijk.
B
Een pop die in een etalage staat.
Slide 8 - Quiz
Schaken is een
denksport
denksport
A
Een sport waarbij je moet denken.
B
Een sport waarbij je moet schaken.
Slide 9 - Quiz
De mijnwerker is
roetzwart.
roetzwart.
A
Zo zwart als roet.
B
Zo zwart als een mijn.
Slide 10 - Quiz
Bij korfbal heb je altijd een
tegenspeler.
tegenspeler.
A
Een speler waar je mee speelt.
B
Een speler waar je tegen speelt.
