Herhaling nw en ww gezegde

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

GRAMMATICA

Nakijken B3 opdracht 1 t/m 6

Programma

1. Nakijken
2. Doel benoemen
3. Terugblik 
4. Korte instructie
5. Aan de slag
6. Afsluiting 

Lesdoelen

Als het goed is, weet je: 

- wat we onder een gezegde verstaan; 

- hoe we het werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde kunt herkennen.

Braindump

Wat weet je over het gezegde.

Gezegde

- Elke zin heeft een gezegde

- Zegt iets over het onderwerp: wat doet het onderwerp of in welke toestand het onderwerp zich bevindt

- Er zijn twee soorten gezegdes

Naamwoordelijk gezegde

Werkwoordelijk gezegde

Die man is onhandig geweest voor haar.

Wat is het belangrijkste werkwoord?

1. is
2. geweest

Die man is onhandig geweest voor haar.

Is geweest een van de negen?

1. Ja
2. Nee

Die man is onhandig geweest voor haar.

Wat is dan het naamwoordelijk deel?

1. Is er niet
2. Die man
3. onhandig
4. voor haar

Die man is onhandig geweest voor haar.

Noteer het naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde

Die man heeft gisteren een schilderij gekocht.

Wat is het belangrijkste werkwoord?

1. heeft
2. gekocht

Die man heeft gisteren een schilderij gekocht.

Is gekocht een van de negen?

1. Ja
2. Nee

Die man heeft gisteren een schilderij gekocht.

Wat is dan het naamwoordelijk deel?

1. Is er niet
2. Die man
3. gisteren
4. een schilderij

Die man heeft gisteren een schilderij gekocht.

Noteer het naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde

In Mexico zijn mensen omgekomen

Wat is het belangrijkste werkwoord?

1. zijn
2. omgekomen

In Mexico zijn mensen omgekomen

Is omgekomen een van de negen?

1. Ja
2. Nee

In Mexico zijn mensen omgekomen

Wat is dan het naamwoordelijk deel?

1. Is er niet
2. In Mexico
3. mensen

In Mexico zijn mensen omgekomen

Noteer het naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde

WErkblad maken over het naamwoordelijk en werkwoordelijk gezegde