werkwoordspelling tt / vt/ vd

werkwoordspelling
tegenwoordige tijd
verleden tijd
voltooide tijd ( voltooid deelwoord)
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

werkwoordspelling
tegenwoordige tijd
verleden tijd
voltooide tijd ( voltooid deelwoord)

Slide 1 - Diapositive

Schrijf een zin (tegenwoordige tijd)

Slide 2 - Question ouverte

Mijn moeder heeft mij gebeld.
A
goed
B
fout

Slide 3 - Quiz

Verleden tijd

Slide 4 - Diapositive

Gisteren ________ ik in het park.
A
rente
B
renten
C
rende
D
renden

Slide 5 - Quiz

Hij ________ in een fiets.
A
koopte
B
kocht

Slide 6 - Quiz

tegenwoordige tijd

verleden tijd
voltooide tijd

loopt
gebruikt
maakte
rende
gekookt
schrijft
gespeeld
breekt
dansde
verteld

Slide 7 - Question de remorquage

Schrijf de zin de voltooide tijd.
Hij pak het boek.

Slide 8 - Question ouverte

Schrijf de zin in verleden tijd:
Ik bel mijn vriend.

Slide 9 - Question ouverte

Schrijf de zin in voltooide tijd.
Ik praat met mijn vriend.

Slide 10 - Question ouverte

In welke tijd staan de zinnen?



1. Ik heb lekker geslapen.

2. De kinderen moeten weer naar school.

3. De man wilde naar huis gaan.
voltooide tijd
verleden tijd
tegenwoordige tijd

Slide 11 - Question de remorquage