Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Hoeveel landen zijn zitten er in de Europese Unie?
A
10
B
18
C
23
D
27
Slide 4 - Quiz
Ik weet wat dit logo betekent?
A
Ja dat weet ik
B
Nee geen idee
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Ben je wel eens in een land geweest met een andere munteenheid dan de euro?
A
Ja
B
Nee
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Diapositive
Nederland en Frankrijk produceren en exporteren allebei kaas. Ze handelen liever met elkaar dan bijvoorbeeld met Denemarken. Geef hiervoor een verklaring?
A
De Franse kaas is voordeliger door de lage wisselkoers
B
De Nederlandse kaas is voordeliger door de lage wisselkoers
C
In de onderlinge handel hebben ze niet te maken met wisselkoersen
D
In de handel met Denemarken hebben ze niet te maken met wisselkoersen
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Diapositive
Wat is een voordeel van dat alle landen binnen de EMU betalen met de euro?