Heb jij een goed voorstel?
Hij helpt graag als er een uitje is.
Wie zorgt voor het eten?
Ik wil graag mijn mening geven.
Ik denk dat het een goed plan is.
Het thema van vandaag is gezond leven.
Hij spreekt slecht Nederlands en dat is een probleem.
Wij vinden deze oefening saai.
Mijn vriendin denkt dat ze zwanger is.
In Engeland rijden de mensen links.
Ik drink mijn thee langzaam.
Bedankt voor de uitnodiging!
Ik denk dat dit belangrijk is.
De leerling hangt zijn jas in de gang.
Hij is bang dat niemand hem begrijpt.
In welke winkel heb je dat ding gekocht?
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Op deze lijst staan de namen van de gasten.
Ik ga naar de dokter om een prik te halen.
Je krijgt een uitnodiging voor het onderzoek.
Je mag van tevoren niets eten.
De jongen huilt omdat hij bang is.
Ik ga naar de huisarts, als ik pijn heb.
Ik bel om de afspraak te verzetten.
Hij neemt koekjes zonder suiker, want dat is beter voor zijn gezondheid.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.