K4 Lektion 5+6 laatste les voor toets

  • Handy zu Hause/Schließfach
  • Setzt euch bitte (ga zitten)
  • Schulsachen auf dem Tisch (Buch, Heft, Laptop)
  • Laptop geschlossen
  • Rucksack auf dem Boden

1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

  • Handy zu Hause/Schließfach
  • Setzt euch bitte (ga zitten)
  • Schulsachen auf dem Tisch (Buch, Heft, Laptop)
  • Laptop geschlossen
  • Rucksack auf dem Boden

Slide 1 - Diapositive

Was machen wir heute?
- Rückblick + Hausaufgaben 10
- zinnen vertalen 15
- (begin) oefentoets maken 15
- evaluieren 5

Grammatica stencils!!





Slide 2 - Diapositive

Kapitel 4 : Frankfurt am Main
wohnen und leben in der Stadt und auf dem Land
Lernziele: 

- ik heb geoefend met de woordenschat van Lektion 5+6
- ik heb geoefend met zinnen vertalen 











Slide 3 - Diapositive

Klassenarbeit Kapitel 4
Woordjes du-nl Lektion 1,2,4,5
Woordjes nl-du Lektion 3+6
(geen Redemittel)
Grammatica A (keuzevoorzetsels)
Grammatica D (keuzevoorzetsels  7/2 regel)
Grammatica E (sterke werkwoorden e/i  en a/ä Wechsel)
herhaling zwakke werkwoorden + haben/sein

Slide 4 - Diapositive

Hausaufgaben (kontrollieren)

Hoe kun je een sterk werkwoord
in het Duits herkennen?
Welke 2 soorten kennen we?
Wat gebeurt er met deze werkwoorden?
Bij welke pers vnw zie je verschil?



Slide 5 - Diapositive

Welche Vokabeln weißt du noch?
drinnen
Feind
Geräusch
der Karton
das Klo
pennen
schlau
sobald
verhindern
wach
die Wand
das Zimmer







Slide 6 - Diapositive

Übersetze die Sätze:
1. Ik rij naar de (=zur) apotheek. (fahren)
2. Heb jij naast (=neben) de bakkerij gewoond (wohnen)?
3. Hij eet in het (=im) café. (essen)
4. Zij heeft boven (=über) het winkelcentrum gewoond. (wohnen)
5. Wij spreken af op (=am) het centraal station. (sich treffen).
6. Zien jullie de bank? (sehen)
7. Doet u boodschappen in de (=im) supermarkt? (einkaufen)
8. Zij rijden naar het (=zum) museum (fahren).
9. Hij praat over (=über) het theater. (reden)
10. Jij hebt bij (=bei) het VVV-kantoor gewerkt (arbeiten).

timer
15:00

Slide 7 - Diapositive

Antworten:
1. Ich fahre zur Apotheke.
2. Hast du neben der Bäckerei gewohnt?
3. Er isst im Café.
4. Sie hat über dem Einkaufszentrum gewohnt.
5. Wir treffen uns am Hauptbahnhof.
6. Seht ihr die Bank?
7. Kaufen Sie in dem / im Supermarkt ein?
8. Sie fahren zu dem / zum Museum.
9. Er redet über das Theater.
10. Du hast bei der Touristeninformation gearbeitet.



timer
5:00

Slide 8 - Diapositive

Starten met proeftoets (digitaal)
Vind je in je mailbox



Slide 9 - Diapositive

Nächste Stunde
Klassenarbeit Kapitel 4: Dienstag, 17. Juni





Müll bitte ins Mülleimer werfen
Warten bis es klingelt
Stuhl unter den Tisch stellen
Danke schön !


Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive