2KGT Th. Thema 5.6 + 5.7

Welkom 
Denk om…
  • Zitten op je eigen plek
  • Boek B (dicht) + pen op tafel. 
  • Tas op de grond.


timer
3:00
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom 
Denk om…
  • Zitten op je eigen plek
  • Boek B (dicht) + pen op tafel. 
  • Tas op de grond.


timer
3:00

Slide 1 - Diapositive

wat gaan we vandaag doen?
  • afspreken toetsdatum
  • leerdoelen vandaag
  • nieuwe theorie: 5.6 en 5.7 genen en eiwitten
  • zelf aan de slag
  • herhalen leerdoelen

Slide 2 - Diapositive

De toets
Vrijdag 16 mei 

Thema 5:
  • Erfelijkheid en evolutie
  •   K/TL: BS 5.1 t/m BS 5.7

Slide 3 - Diapositive

 Genen en eiwitten
 Thema 5 extra stof 6 en 7

Slide 4 - Diapositive

Leerdoel extra stof 6:
  • Je kunt uitleggen dat cellen alleen de informatie gebruiken die ze nodig hebben.

Slide 5 - Diapositive

Wat weten we nog?

Slide 6 - Diapositive

Genenpaar
Het gen van de vader en het gen van de moeder vormen samen het genenpaar. Ieder genenpaar is verantwoordelijk voor 1 erfelijke eigenschap. Bijvoorbeeld: oogkleur.

Slide 7 - Diapositive

4 cijferige code
DNA

Slide 8 - Diapositive

Eiwitten
  • Een gen heeft info om eiwitten te maken.
  • Het gen geeft deze info aan de cel.
  • De cel maakt eiwit.
  • Zo regelen genen via eiwitten bepaalde eigenschappen in je fenotype
- door genen en eiwitten komt het genotype tot uiting in het fenotype

Slide 9 - Diapositive

Van gen, naar eiwit, naar fenotype

Slide 10 - Diapositive

Eiwitten
Genen bevatten de informatie voor eiwitten, bijvoorbeeld een spiercel maakt spiereiwit. 

Om een eiwit te maken, heeft een cel informatie nodig. Deze is opgeslagen in een gen. 

Eiwitten en genen: regelen de kleur, de vorm en de werking van je lichaam. 

Slide 11 - Diapositive

Actief en niet actief
  • Een cel gebruikt alleen de genen die het nodig heeft. De andere genen zijn dus niet actief

  • Welke actief zijn hangt af van de plaats in het lichaam waar de cel zich bevindt. 

Een gen kan een beetje actief zijn, of erg actief. Bijvoorbeeld: als je veel krachttraining doet, wordt het gen in je spiercel actiever. Deze gaat meer spiereiwitten aanmaken. 


Slide 12 - Diapositive

Actief en niet actief
  • Een cel gebruikt alleen de genen die hij nodig heeft.
  • Welke actief zijn hangt af van de plaats in het lichaam
- Voorbeeld: in levercellen zijn genen actief die ervoor zorgen dat de cellen gal produceren
  • Kleur ogen alleen actief in de ogen, niet in de lever.
  • Gen kan beetje tot erg actief zijn (zacht of hard staan). 

Slide 13 - Diapositive

Leerdoel extra stof 7:
  • Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Biotechnologie:
Technieken waarbij organismen worden gebruikt voor het vervaardigen van producten voor de mens. B.v. gisten om brood te laten rijzen, bacteriën om yoghurt te maken. Hierin hoeft het DNA van de organismen niet veranderd te worden.
  
  - Recombinante-DNA-technieken: verzamelnaam voor alle technieken waarmee      het DNA van een organismen wordt veranderd. Het nieuwe DNA kan afkomstig      zijn van een ander soort organisme.

Voorbeeld: gezonde mensen hebben een gen dat info bevat voor de productie van insuline. Bacteriën hebben dit gen niet. DNA van dit gen is weggehaald uit de cellen van de mens en ingebracht bij bacteriën. Deze bacteriën kunnen nu insuline produceren. Waarvoor is deze insuline nodig?
Biotechnologie

Slide 16 - Diapositive

Biotechnologie
 - Genetische modificatie: Veranderingen aanbrengen in het DNA.
     De mens verandert de erfelijke eigenschappen van andere soorten organismen.
     Een genetisch gemodificeerd organisme noem je: Transgeen. Hiervoor worden vaak             micro organismen gebruikt, soms ook planten en dieren. Wordt b.v. gebruikt in de                 landbouw en in de gezondheidszorg. Zie afb. 1 op blz. 163 voor voorbeelden. 
  - Crispr-cas: Techniek waarbij wijzigingen worden aangebracht in bestaande genen van 
     een organisme, ook wel Gene editing (gen aanpassing) en Gen therapie.
Voorbeeld: in de gezondheidszorg gebruiken ze gentherapie. Dat is het gebruik maken van gene-editingtechnieken om kapotte genen te repareren. 

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Genetisch gemodificeerde rijst
Deze ggo-rijst heeft een hoger proVitamineA-gehalte en kan worden ingezet tegen het vitamine A-gebrek in Azië, een kwaal waar veel kinderen aan lijden. 
Per jaar worden wereldwijd 500.000 kinderen blind door een gebrek aan vitamine A en de helft van hen sterft binnen het jaar. 

Nadeel is dat er nog niet genoeg onderzoek is gedaan naar het effect op de omgeving, biodiversiteit en de overname van natuurlijke zaden door kunstmatige zaden.


Slide 19 - Diapositive

DNA-tests
  • Ieders DNA is uniek
  • Dat is heel handig bij misdaadbestrijding, hier worden DNA tests toegepast
  • DNA zit b.v. in huidschilfers, haren, sperma en bloed(sporen)
  • DNA-tests worden ook gebruikt om fraude met vlees op te lossen of om erfelijke ziekten op te sporen
  • Met DNA-verwantschapsonderzoek kun je onderzoeken of een man de biologische vader van een kind is.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Wie was hier de dader?
A
verdachte 1
B
verdachte 2
C
verdachte 3

Slide 22 - Quiz

Aan het werk
Hoofdstuk 5 erfelijkheid en evolutie
 bs 5.6 en 5.7
  • maak de opdrachten
  • werk op fluistertoon
Klaar?
Vul je begrippenlijst aan.


timer
15:00

Slide 23 - Diapositive