Vrijdag 11 april Voorzetsels

Voorzetsels
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Voorzetsels

Slide 1 - Diapositive

Het voorzetsel
- Wat is een voorzetsel?
- Hoe vind je een voorzetsel?

Slide 2 - Diapositive

voorzetsels 

Slide 3 - Diapositive

Voorzetsels

Slide 4 - Diapositive

VOORZETSELS

Slide 5 - Diapositive

Voorzetsels

Voorzetsels horen bij de woordsoorten

Slide 6 - Diapositive

Het voorzetsel
Een voorzetsel staat vaak voor een zelfstandig naamwoord. Voorzetsels zijn onder andere:


Slide 7 - Diapositive

Het voorzetsel
Met een voorzetsel kun 
je waar en wanneer 
aangeven. 

Slide 8 - Diapositive

voorzetsels

Slide 9 - Diapositive

Sleep de voorzetsels naar het groene vak.
VOORZETSELS
Door
de
drukte
op
straat
botste
de 
vrouw
tegen
iemand
aan

Slide 10 - Question de remorquage

wel een voorzetsel
geen voorzetsel
op
met
tussen
over
tijdens
buiten
werk
onder
binnen

Slide 11 - Question de remorquage

Ik bel je op 
Is op nu een voorzetsel?

Slide 12 - Diapositive

Ik loop op de steiger.
Wat is het voorzetsel?

Slide 13 - Question ouverte

Ik loop het perron op om de trein te halen.
Ik "op" nu een voorzetsel?

Slide 14 - Question ouverte

Zijn de rode, onderstreepte woorden werkwoord of voorzetsel? 
Werkwoord
Voorzetsel
Vul
je
gegevens
maar
in
op
dat
papier.

Slide 15 - Question de remorquage

Zijn de rode, onderstreepte woorden werkwoord of voorzetsel? 
Werkwoord
Voorzetsel
Vorige
week
zette
Lynn
haar
zakgeld
op
haar
spaarrekening.

Slide 16 - Question de remorquage

wel een voorzetsel
geen voorzetsel
op
met
tussen
over
tijdens
donder
werk
onder
zijn

Slide 17 - Question de remorquage

voorzetsels van plaats
voorzetsels van tijd
in de emmer
tegen de kast
na de lunch
achter het huis
tijdens het feest

Slide 18 - Question de remorquage

Zijn de rode, onderstreepte woorden werkwoord of voorzetsel? 
Werkwoord
Voorzetsel
De
bewaker
hield
de
jongen
bij
de
kassa
tegen.

Slide 19 - Question de remorquage

Zijn de rode, onderstreepte woorden werkwoord of voorzetsel? 
Werkwoord
Voorzetsel
Rust
maar
lekker
uit
tijdens
de
vakantie.

Slide 20 - Question de remorquage

Huiswerk voor ma 14 april
Maken 13 t/m 15



Wat zijn voorzetsels?

Slide 21 - Diapositive