H4 een examentekst lezen (Altijd een oogje in het zeil)
Welkom
h4a!
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 120 min
Éléments de cette leçon
Welkom
h4a!
Slide 1 - Diapositive
Programma
Leescheck (van de thuis gelezen bladzijden)
Vragen maken bij de examentekst die we vorige les hebben gelezen
Afsluiting en vooruitblik
Slide 2 - Diapositive
Heeft Jimmy een beetje geslapen tijdens het logeerpartijtje?
Slide 3 - Question ouverte
Waar wil Jimmy niet in springen (ondanks dat het nodig is voor het uitvoeren van het plan)?
Slide 4 - Question ouverte
Is het plan uiteindelijk gelukt? Heeft Tristan Jimmy gered? Is er een open of een gesloten einde?
Slide 5 - Question ouverte
Noem een motief ( = een steeds terugkerend element) van dit boek.
Slide 6 - Question ouverte
Wat is het thema van dit boek?
Slide 7 - Question ouverte
Wat vond je van dit verhaal?
Slide 8 - Question ouverte
Is Jimmy geslaagd voor de proef?
Slide 9 - Question ouverte
Wat hield het tweede deel van de proef in?
Slide 10 - Question ouverte
Hoe zijn Tristan en Jetmira op het plan gekomen?
Slide 11 - Question ouverte
Waarom deed de familie van Tristan alle deuren dicht in de avond?
Slide 12 - Question ouverte
Wat doe je als je in een tekst een moeilijk woord tegenkomt?
Slide 13 - Question ouverte
Hoe pak je een examentekst aan? Wat ga je doen als je een examentekst voor je neus krijgt?
Slide 14 - Question ouverte
Een examentekst lezen
We gaan nu de tekst 1 Altijd een oogje in het zeil van het examen 2023 tijdvak 1lezen met onze markeerstift.
Tijdens het lezen markeren we kernzinnen en belangrijke signaalwoorden.
Streep ook tijdens het lezen moeilijke woorden aan. We gaan de betekenis proberen te achterhalen door de context of door in het woordenboek te kijken.
Slide 15 - Diapositive
De auteur van een tekst kan op verschillende manieren de belangstelling van de lezer wekken of het onderwerp introduceren, zoals: 1 de aanleiding schetsen; 2 de centrale vraagstelling formuleren; 3 een afweging maken; 4 een persoonlijke ervaring vertellen; 5 het belang voor de lezer benadrukken; 6 het centrale standpunt benoemen.
In alinea 1 tot en met 4 van tekst 1 zijn drie van deze manieren te herkennen. Noteer de nummers van die drie manieren.
Slide 16 - Question ouverte
“Het recht om te verdwalen leerde mij juist om de weg terug te vinden” (regels 47-49)
Waar leidt ‘verdwalen’ uiteindelijk toe volgens zowel Gabriels (alinea 7) als de auteur van tekst 1 (alinea 12-13)?
Slide 17 - Question ouverte
“‘Door al deze nieuwe technologieën dreigen we controle te verwarren met zorg’, zegt techniekfilosoof Katleen Gabriels.” (regels 67-70)
Wat heeft die controle tot gevolg, volgens tekst 1?
Doordat kinderen constant in de gaten gehouden worden,
A
hebben ze geen ruimte meer om fouten te maken.
B
leren ze niet meer om zelf oplossingen te bedenken en zelf keuzes te maken.
C
vertrouwen ze erop dat bij problemen alles vanzelf goed zal komen.
D
weten ze niet hoe het is om ongemerkt onvoldoendes te halen of te spijbelen.
Slide 18 - Quiz
“‘Door al deze nieuwe technologieën dreigen we controle te verwarren met zorg’, zegt techniekfilosoof Katleen Gabriels.” (regels 67-70)
Citeer de woordgroep waarmee zorg ook wordt aangeduid in tekst 1.
Slide 19 - Question ouverte
Uit alinea 9 en 10 wordt duidelijk welk gevolg constante surveillance heeft voor de morele ontwikkeling van kinderen.
Welk gevolg is dat?
Slide 20 - Question ouverte
In alinea 7 tot en met 15 worden verschillende bezwaren tegen continue digitale controle genoemd.
Noem vier van die bezwaren. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.
Slide 21 - Question ouverte
In alinea 4 worden drie vragen gesteld.
Welke omschrijving vat het best samen welk antwoord tekst 1 geeft op die vragen?
A
Het is goed dat digitale technologieën beschikbaar zijn om zelfstandigheid bij kinderen aan te leren. Het risico bestaat wel dat die technologieën misbruikt worden bij de opvoeding, maar de opvoeding wordt uiteindelijk beter.
B
Het is onverstandig dat digitale technologieën worden ingezet om kinderen in de gaten te houden. Opvoeden is namelijk bedoeld om kinderen zelfstandigheid aan te leren. In die zin is de opvoeding slechter geworden.
C
Nieuwe digitale technologieën maken het mogelijk om kinderen beter in de gaten te houden. Tegelijkertijd belemmeren ze echter de groei naar zelfstandigheid. De opvoeding wordt daarmee niet echt beter.
D
Op de langere termijn zal blijken dat kinderen gebaat zijn bij sturing en controle. Nieuwe digitale technologieën bieden daartoe mogelijkheden. Hoewel er ook kanttekeningen te maken zijn, wordt de opvoeding beter.