Oefenen pv, onderwerp en werkwoorden H1,2,3 grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• Voortgezet speciaal onderwijs
• vmbo b, k
• Leerroute VB
• Leerroute VK
• Leerjaar 1,2

werkwoorden

Wat zijn de werkwoorden in deze zin?Mijn vader is gisteren van de trap gevallen.

1. is
2. is gevallen
3. gevallen
4. is gisteren gevallen

Wat heb jij zitten doen in die klas?

Werkwoorden:

1. zitten
2. zitten doen
3. heb zitten doen
4. heb zitten

Ik wil mijn kamer niet graag opruimen.
Wat zijn de werkwoorden?

1. wil
2. graag
3. wil opruimen
4. mijn kamer

Over een paar jaar ga ik een leuke baan zoeken.
Wat zijn de werkwoorden?

1. over een paar jaar
2. ik
3. ga
4. ga zoeken

Hij heeft zijn broek vanmorgen gescheurd.
Wat zijn de werkwoorden?

1. heeft
2. vanmorgen
3. heeft gescheurd
4. hij

Ik kan de werkwoorden
in een zin vinden

😒🙁😐🙂😃

persoonsvorm

Wat is de persoonsvorm?

Joris heeft zijn huiswerk goed gemaakt.

1. Joris
2. heeft
3. gemaakt
4. heeft gemaakt

Wat is de persoonsvorm?
Ik eet heel graag patat speciaal!

1. Ik
2. eet
3. heel graag
4. patat speciaal

Wat is de persoonsvorm?
Ben jij naar de verjaardag van Lisa geweest?

1. ben
2. geweest
3. ben geweest
4. jij

Wat is de persoonsvorm?
De luie poes ligt lekker te slapen op de stoel.

1. de luie poes
2. ligt
3. lekker
4. te slapen

Wat is de persoonsvorm?
Waarom is je jas zo nat?

1. Waarom
2. is
3. je jas
4. nat

Ik kan de persoonsvorm in een zin vinden

😒🙁😐🙂😃

onderwerp

Wat is het onderwerp?

Hassan en Joris zijn de allerbeste vrienden.

1. Hassan en Joris
2. zijn
3. zijn vrienden
4. zijn de allerbeste vrienden

Wat is het onderwerp?

Strips lees ik heel erg graag.

1. Strips
2. lees
3. ik
4. graag

Wat is het onderwerp?
Hoeveel dagen per week werk jij bij de supermarkt?

1. Hoeveel
2. dagen
3. jij
4. bij de supermarkt

Wat is het onderwerp?
Marina heeft uitleg gegeven over de lesstof.

1. Marina
2. heeft
3. uitleg
4. de lesstof

Wat is het onderwerp?
Volgende week ga ik een strandwandeling maken met mijn vriend.

1. Volgende week
2. ik
3. een strandwandeling
4. met mijn vriend

Ik kan het onderwerp in een zin vinden

😒🙁😐🙂😃

Alle werkwoorden in de zin noem je samen:

1. het onderwerp
2. het naamwoordelijk gezegde
3. het werkwoordelijk gezegde
4. de persoonsvorm

Ik ben benieuwd hoe je denkt dat je oefentoets is gegaan. Wil je dat hieronder even opschrijven?