Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
aiToolsTab
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
De trappen van vergelijking en Woordvolgorde
Trappen van vergelijking
1 / 41
suivant
Slide 1:
Diapositive
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Cette leçon contient
41 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
1 vidéo
.
La durée de la leçon est:
25 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Trappen van vergelijking
Slide 1 - Diapositive
Wat zijn de trappen van vergelijking??
Slide 2 - Diapositive
De hond is
kleiner
dan de andere hond. Jij bent
beter in Duits dan
dan ik.
Hij is de
grootste
jongen in de klas.
Ik doe het
liever.
Het liefst
lust ik aardbeienijs.
Slide 3 - Diapositive
Gelukkig !!!
De Duitse trapen van vergelijking lijken op de Nederlandse.
Kijk naar de volgende zinnen:
Slide 4 - Diapositive
Der linke Hund ist kleiner als der Hund rechts.
Slide 5 - Diapositive
Obelix ist langsamer und dicker.
Slide 6 - Diapositive
Das Mädchen ist am kleinsten
Slide 7 - Diapositive
Ist der Mann rechts am glücklichsten?
Slide 8 - Diapositive
Hoe ga je vergelijken in het Duits ??
Hij is even groot
als
zij= Er ist genauso groß
wie
sie.
Zij is niet zo groot
als
Jan= Sie ist nicht so groß
wie
Jan.
Hij is groter
dan
zij = Er ist größer
als
sie.
Hij is
het
grootst= Er ist
am
größten.
Slide 9 - Diapositive
Zijn er uitzonderingen !!!!!
Jaaaaa....immer!
gern - lieber - am liebsten
gut - besser - am besten
viel - mehr - am meisten
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Vidéo
Averell ist (dommer dan) Joe.
Slide 12 - Question ouverte
J Joe ist (het kleinst)
Slide 13 - Question ouverte
Meine Schwester ist ...
als ich!
A
kleinest
B
kleinerest
C
kleiner
D
klein
Slide 14 - Quiz
Dein Buch ist ... als mein Buch.
A
neuere
B
neuer
C
neurer
Slide 15 - Quiz
kies de vergrotende trap:
gern, ...
A
gerner
B
lieber
Slide 16 - Quiz
kies de overtreffende trap:
gut ...
A
am besten
B
besser
Slide 17 - Quiz
Es ist im Januar am ...............
A
kalt
B
kälter
C
kältesten
D
kältsten
Slide 18 - Quiz
Jan ist lang, Jochen ist .........aber Fritz ist am längsten
A
langer
B
länger
Slide 19 - Quiz
Vertaal:
Sie kauft mehr Kleidung (dan hij).
Slide 20 - Question ouverte
Vertaal:
Mein Bruder ist (groter) als meine Schwester.
Slide 21 - Question ouverte
Vertaal:
Die Weihnachtsferien sind (langer) als die Sommerferien.
Slide 22 - Question ouverte
Vertaal:
Der Mann ist genauso alt (als) seine Frau, beide sind 45 Jahre alt.
Slide 23 - Question ouverte
Vertaal:
Ich bin in meiner Familie (het) kleinsten, alle anderen sind größer als ich!
Slide 24 - Question ouverte
Lisa ist älter (dan) Sophie.
Slide 25 - Question ouverte
voegwoorden
Grammatik E, Kapitel 5
Slide 26 - Diapositive
Als je een zin bouwt met een hoofdzin en een bijzin gebruik je een VOEGWOORD.
Na deze 6 voegwoorden is de
woordvolgorde
in de Duitse zin
gelijk aan het Nederlands:
aber
denn
und
oder
deshalb/ darum
trotzdem
Slide 27 - Diapositive
Begint de bijzin echter met deze overige voegwoorden, dan moet je in de Duitse zin de persoonsvorm aan het einde van de bijzin zetten:
als, bevor, da, dass, ob, obwohl, seitdem, seit,
während, weil, wenn
Beispiel:
Ik weet niet, of ik morgen
wil
koken.
Ich weiß nicht, ob ich morgen kochen
will.
De persoonsvorm is onderstreept!
Slide 28 - Diapositive
Tip: Leer deze voegwoorden met dezelfde woordvolgorde!
aber
denn
und
oder
deshalb/ darum
trotzdem
BIJ ALLE
OVERIGE
VOEGWOORDEN STAAT DE PERSOONSVORM AAN HET EINDE VAN DE ZIN!!!!
Slide 29 - Diapositive
Na deze voegwoorden is de
woordvolgorde
in de Duitse zin
gelijk aan het Nederlands, kijk naar dit Voorbeeld 1:
Hij houdt van jazz,
daarom
gaat hij naar dit concert.
Er mag Jazz,
deshalb
geht er in dieses Konzert.
Voorbeeld 2:
Ik ga met jou eten,
maar
niet naar de bios.
Ich gehe mit dir essen,
aber
nicht ins Kino.
Slide 30 - Diapositive
Ich sehe gerne Netflix, weil...
(Filme - interessieren - mich)
Slide 31 - Question ouverte
Ich gehe gern mit dir essen, aber ..
(keine - ich - leider - habe - Zeit)
Slide 32 - Question ouverte
Es ist super, dass ....
( studieren - Deutsch - du - willst)
Slide 33 - Question ouverte
Er hat viele Bücher gelesen, als...
( gewohnt - er - Italien - in - hat)
Slide 34 - Question ouverte
Jana hört immer Musik, während...
( sie - die Schule - lernt - für)
Slide 35 - Question ouverte
Ich kaufe Fisch, denn....
( kochen - will - ich - heute Abend )
Slide 36 - Question ouverte
Weißt du schon, ob....
( möchtest - du - mit - gehen - ins Kino)
Slide 37 - Question ouverte
Er träumt von Hawaii, seit....
( ein Kind - ist - er)
Slide 38 - Question ouverte
Ich halte an der Ampel an, weil ....
( rot - ist - sie)
Slide 39 - Question ouverte
Sie hat viel getanzt, als ....
( in Berlin - sie - hat - gewohnt)
Slide 40 - Question ouverte
Einde
Slide 41 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Grammatik: vertaling 'naar'
July 2025
-
14 diapositives
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
3TL periode 1 les 21
July 2025
-
12 diapositives
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
4TL periode 1 les 9 en 10
July 2025
-
26 diapositives
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
1TL periode 1 les 14
July 2025
-
17 diapositives
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
1KB periode 1 les 14
July 2025
-
16 diapositives
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
3TL periode 1 les 19 en 20
July 2025
-
17 diapositives
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
2TL periode 3 les 2
July 2025
-
24 diapositives
Duits
Middelbare school
vmbo b, k, t, havo
Leerjaar 1
4TL periode 1 les 26 und 27
July 2025
-
13 diapositives
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1