Welk bijvoeglijk naamwoord staat er in de zin en bij welk zelfstandig naamwoord hoort het?
Mijn kleine broertje is 8 jaar geworden.
Slide 22 - Question ouverte
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Welke uitspraak is niet waar?
1. Een zelfstandig werkwoord zegt wat het onderwerp doet. 2. Er kan altijd maar één zelfstandig werkwoord in de zin staan. 3. Er kunnen meerder zelfstandig werkwoorden in de zin staan. 4. Als er één werkwoord in de zin staat, is dat altijd een zelfstandig werkwoord.
A
Uitspraak 1
B
Uitspraak 2
C
Uitspraak 3
D
Uitspraak 4
Slide 26 - Quiz
Wat is het zelfstandig werkwoord in de volgende zin?
De buurman loopt naar zijn werk.
Slide 27 - Question ouverte
Wat is het zelfstandig werkwoord in de volgende zin?
De buurman heeft naar zijn werk gelopen.
Slide 28 - Question ouverte
Wat is het hulpwerkwoord in de volgende zin?
Ik heb mijn koekje aan dat meisje gegeven.
A
heb
B
gegeven
Slide 29 - Quiz
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Diapositive
Wat is géén aanwijzend voornaamwoord?
A
welke
B
deze
C
die
D
zulke
Slide 32 - Quiz
Vul een juist vragend voornaamwoord in de zin in.
Mijn broer heeft geen idee ... zijn kapotte cd-speler kan maken.