le passé composé (vtt):
* speelt zich af in de verleden tijd
* bestaat uit 2 werkwoorden:
1. hulpwerkwoord (avoir of être) --> être-huis (volgende dia)
2. voltooid deelwoord
Voltooid deelwoord: (gegeten/gefietst)
- stam + é (bij ww eindigend op -er)
- stam + u (bij ww eindigend op -re)
- stam + i (bij ww eindigend op -ir)
óf onregelmatig:
- j'ai eu = ik heb gehad
- j'ai été = ik ben geweest
- j'ai fait = ik heb gedaan/gemaakt
- j'ai mis = ik heb gelegd/geplaatst/gezet