les 2 Politieke stromingen

Politieke stromingen
Staatsinrichting van Nederland
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Politieke stromingen
Staatsinrichting van Nederland

Slide 1 - Diapositive

terugblik
Grondwet 1848
Wat veranderde er?
  • Koning verloor veel macht.
  • Koning niet langer leiding geven aan regering.
  • Leider regering: minister-president
  • Parlementair stelsel

Slide 2 - Diapositive

Leerdoel
Je kunt uitleggen welke 3 politieke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.


Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Er waren drie belangrijke politieke stromingen:

1. Het liberalisme. Liberalen vonden dat er zoveel mogelijk vrijheid moest zijn voor burgers en bedrijven. De overheid moest zorgen voor orde en
veiligheid, maar moest verder zo weinig mogelijk wetten en regels maken. Liberalen vonden dat iedereen voor zichzelf moest zorgen. Thorbecke was
een liberaal.

Slide 5 - Diapositive

Er waren drie belangrijke politieke stromingen:
Er waren drie belangrijke politieke stromingen:
2. Het socialisme. Socialisten vonden dat geld en bezit eerlijker verdeeld moesten worden en dat bestuurders veel meer moesten doen om de armen te helpen. Zo moest er meer gelijkheid komen tussen arm en rijk. Sommige socialisten wilden
desnoods met geweld (revolutie) de macht overnemen.(communisten)
Er waren ook sociaaldemocraten: zij wilden op democratische wijze (middels stemrecht) voor verandering zorgen. Het parlement moest wetten aannemen die arbeiders beter beschermden.

Slide 6 - Diapositive

Er waren drie belangrijke politieke stromingen:
3. Het confessionalisme baseerde haar politieke ideeën op hun geloof (confessie). In Nederland bestonden de confessionelen uit twee groepen: de protestanten en de katholieken.

Slide 7 - Diapositive

welke stroming zou jij kiezen
als jij zou mogen kiezen op basis van welke stroming je het land zou regeren en je wetten opstelt welke kies je dan en waarom.
  • liberalisme,
  •  socialisme
(sociaal Democraten of communisme)
  • confessionalisme,

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Je mocht in Nederland alleen stemmen als je rijk genoeg was. Dit noemen we het censuskiesrecht.  Vrouwen mochten sowieso niet stemmen. De liberalen hadden de macht in het parlement. De socialisten wilden dit anders. Zij wilden algemeen kiesrecht

De opkomst van de industriële revolutie zorgde voor veranderingen in de maatschappij: verstedelijking en de sociale kwestie. Voorbeelden zijn lage lonen, massale werkloosheid, kinderarbeid en slechte woon- en werkomstandigheden. Er waren nog maar weinig sociale wetten die de armen konden helpen.

Een belangrijk conflict tussen liberalen, socialisten en confessionelen was de schoolstrijd
De burgers willen in de tweede helft van de 19e eeuw meer gelijke rechten. Dit noem je emancipatie. Om dit voor elkaar te krijgen gaan burgers samenwerken. Hierdoor raakt de samenleving verdeeld in groepen: de verzuiling.

Slide 10 - Diapositive

extra uitleg en vragen 

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Vidéo

Welke stroming vond welke waarde belangrijk?
Maak de juiste combinaties.
2 Geloof
1  Gelijkheid
 3 Vrijheid
A   Confessionelen 
B Liberalen
C Socialisten  

Slide 15 - Question de remorquage

a.
Verklaar waarom rijke fabriekseigenaren vaak aanhanger waren van het liberalisme.

Slide 16 - Question ouverte

Verklaar waarom arme arbeiders vaak aanhanger waren van het socialisme.

Slide 17 - Question ouverte

Leg uit wat het verschil is tussen socialisten en sociaaldemocraten.

Slide 18 - Question ouverte

Censuskiesrecht was het kiesrecht wat de liberalen graag wilden. Wat is 'censuskiesrecht'?
A
Alleen rijke mannen en vrouwen hadden kiesrecht
B
Alleen de koning bepaalde wie mocht stemmen
C
Alleen de adel en kooplieden mochten stemmen
D
Alleen een groep rijke mannen had kiesrecht

Slide 19 - Quiz

 begrippen
Censuskiesrecht:  Dat betekent dat alleen mensen die een bepaald bedrag aan belasting betaalden, mochten stemmen.
Algemeen kiesrecht: Dat betekent dat iedereen vanaf een bepaalde leeftijd het recht heeft om te stemmen.

Slide 20 - Diapositive