vitale functies
1 / 21
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat zijn de vitale functies?
A
Hartfrequentie, bloeddruk, saturatie, temperatuur en bewustzijn
B
Hartfrequentie, bloeddruk, ademhaling, temperatuur en urineproductie
C
Hartfrequentie, bloeddruk, ademhaling, temperatuur en het 'niet pluis gevoel'
D
Hartfrequentie, bloeddruk, ademhaling, temperatuur en bewustzijn
Slide 2 - Quiz
De bloeddruk van Marga wordt gemeten. Wat is haar bloeddruk?
A
100/92
B
92/180
C
180/100
D
92/100
Slide 3 - Quiz
Is een bloeddruk van 120/80 een gezonde bloeddruk?
A
Ja
B
Nee
Slide 4 - Quiz
Wat is de systole bloeddruk? En wat is diastole bloeddruk?
A
Systole: Bloeddruk in actie. Diastole: bloeddruk in rust
B
Systole: Bloeddruk in rust. Diastole: bloeddruk in actie
Slide 5 - Quiz
Een hoge bloeddruk kan gevaarlijk zijn, wat zou een gevolg kunnen zijn van een langdurige hoge bloeddruk?
A
Hartkloppingen
B
Kans op hart- en vaatziekten
C
CVA
D
Hoge bloedsuiker
Slide 6 - Quiz
'De bloeddruk' is......
A
...de snelheid waarmee bloed door de bloedvaten stroomt.
B
...de kracht die het bloed uitoefent op de vaatwand.
C
...de wijdte van een bloedvat.
D
...de hoeveelheid bloed die per seconde door een bloedvat stroomt.
Slide 7 - Quiz
Wat is de systolische bloeddruk
A
De druk in de ader tijdens een golf bloed
B
Onderdruk
C
De druk in de slagader tijdens een golf bloed
D
Ontspanningsfase
Slide 8 - Quiz
Wat is een subfebriele temperatuur?
A
onder de 35 graden
B
37,5-38
C
boven de 38 graden
D
bovende 39
Slide 9 - Quiz
De temperatuur is over het algemeen
A
In de avond lager dan in de ochtend
B
Altijd gelijk op de dag
C
In de ochtend lager dan in de avond
Slide 10 - Quiz
wat is een normale temperatuur
A
35,0-37,0
B
35,5-37,5
C
36,0-38,0
Slide 11 - Quiz
Hoe kan je het beste de temperatuur meten?
A
axillair
B
tympaan
C
rectaal
D
in het oor
Slide 12 - Quiz
De pols is een plek waar je de hartslag zou kunnen opmeten. Op welke plekken kan je nog meer de hartslag op meten?
A
Hals
B
Lies
C
Enkel
D
Slaap
Slide 13 - Quiz
Wat is een normale hartslag?
A
tussen 60-80
B
tussen 70-90
C
tussen 80-100
D
tussen 50-70
Slide 14 - Quiz
de hartslag controleer je op:
A
aantal slagen & kracht,
B
frequentie, hoe sterk je het voelt
C
aantal slagen per uur
D
frequentie
volume
gelijkmatigheid
Slide 15 - Quiz
Wanneer is de hartslag verhoogd?
A
Bij inspanning
B
Bij koorts
C
Bij heftige emoties
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 16 - Quiz
bij koorts gaat de hartslag ...........
A
omhoog
B
omlaag
Slide 17 - Quiz
Wat is geen functie van de ademhaling?
A
Brengt zuurstof in het bloed
B
haalt koolstofdioxide uit het bloed
C
wordt aangestuurd door de hersenen
D
haalt zuurstof uit het bloed
Slide 18 - Quiz
Wat is de functie van ademhaling?
A
Reinigen van de lucht die je inademt
B
Opnemen van CO2 en afscheiden O2
C
Afvalstoffen van de lucht scheiden
D
Opnemen van O2 en afscheiden CO2
Slide 19 - Quiz
Wat observeer je niet
bij de ademhaling?
bij de ademhaling?
A
Frequentie
B
Diepte
C
Geur
D
Regelmaat
Slide 20 - Quiz
De ademhaling is:
A
0-5 keer per minuut
B
5-10 keer per minuut
C
10-15 keer per minuut
D
15-20 keer per minuut
