Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Examenwoorden (deel 1)
Slide 1 - Diapositive
Wat zijn examenwoorden?
Examenwoorden zijn woorden die vaak terugkomen in examens.
Het is handig om de betekenis van deze woorden te kennen.
Je kunt dan snel op zoek naar de informatie
die je nodig hebt om een vraag te beantwoorden.
Slide 2 - Diapositive
Doel
Je weet de betekenis van de volgende 'examenwoorden':
opbouw van een tekst, inleiding, aanleiding, inleiden, introduceren, onderwerp, deelonderwerp, alinea, tussenkopje, hoofdgedachte, anekdote.
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
De reden waarom iemand over een onderwerp schrijft, noemen we de ........... voor het schrijven van de tekst. De schrijver legt uit waarom hij het artikel geschreven heeft.
A
inleiding
B
aanleiding
C
conclusie
D
hoofdgedachte
Slide 5 - Quiz
In de inleiding maak je kennis met het onderwerp van de tekst. Dat kan op verschillende manieren. De vraag die daarbij hoort, kan zijn:
A
Hoe laat de schrijver je kennismaken met
het onderwerp?
B
Hoe introduceert de schrijver
het onderwerp?
Slide 6 - Quiz
In de inleiding kan de schrijver het onderwerp introduceren met een ...................... De schrijver begint dan de tekst door een kort, grappig verhaaltje te vertellen over het onderwerp.
A
voorbeeld
B
aanleiding
C
anekdote
D
vraag
Slide 7 - Quiz
Waar of onwaar? De inleiding van een tekst bestaat altijd uit één alinea.
A
waar
B
onwaar
Slide 8 - Quiz
Hoe introduceert de schrijver het onderwerp? Hoe wordt het onderwerp ingeleid? Hoe maak je kennis met het onderwerp?
Deze vragen hebben
A
allemaal hetzelfde antwoord.
B
allemaal een ander antwoord.
Slide 9 - Quiz
De hoofdgedachte van een tekst is
A
een samenvatting van de tekst.
B
de belangrijkste boodschap
in één zin.
C
de belangrijkste boodschap in meerdere zinnen.
D
de laatste zin van de inleiding.
Slide 10 - Quiz
Om de hoofdgedachte over het onderwerp duidelijk te maken, behandelt de schrijver het onderwerp in
A
alinea's.
B
deelonderwerpen.
C
tussenkopjes.
D
inleiding, middenstuk en slot.
Slide 11 - Quiz
Elk deelonderwerp wordt behandeld in
A
meerdere alinea's.
B
één alinea.
C
twee alinea's.
D
één of meerdere alinea's.
Slide 12 - Quiz
Een tussenkopje is een titel boven een alinea. Een tussenkopje zegt
A
alleen iets over de alinea'
waar het kopje boven staat.
B
soms iets over meerdere alinea's met hetzelfde deelonderwerp.
Slide 13 - Quiz
Wat wordt er bedoeld met 'de opbouw van een tekst'?
Slide 14 - Question ouverte
Zet de deelonderwerpen in de juiste volgorde, zodat de tekst logisch is opgebouwd.
Deelonderwerp 1
Deelonderwerp 2
Deelonderwerp 3
Deelonderwerp 4
De voordelen van AI.
Een uitleg van wat AI (Artificial Intelligence) is.
De gevaren van AI.
De toekomst van AI.
Slide 15 - Question de remorquage
Ik weet de betekenis van: opbouw van een tekst, inleiding, aanleiding, inleiden, introduceren, onderwerp, deelonderwerp, alinea, tussenkopje, hoofdgedachte, anekdote.