BeVo periode 3 PO landschap dieren

Beeldende Vormgeving 
Diepte in het Dierenlandschap
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
Beeldende vormingMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1-3

Cette leçon contient 42 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Beeldende Vormgeving 
Diepte in het Dierenlandschap

Slide 1 - Diapositive

Planning:

- 10 min: herhaling STILTE
        Als je een vraag hebt of iets wilt zeggen: hand opsteken
- 5 min: tekening worden uitgedeeld
- 40 min: werken aan de opdracht
- 5 min: opruimen
      Alle tekeningen gaan in de map. Zet je naam op je tekening.
      Niemand gaat weg voordat alles is opgeruimd.



Slide 2 - Diapositive

In 6 lessen werken we aan één grote opdracht: een landschap met 8 dieren. In deze opdracht komen alle beeldaspecten uit periode 1, 2 en 3 samen in één schilderij

Slide 3 - Diapositive

Herhaling

Periode 1: ruimtesuggestie. het creëren van de illusie van diepte of ruimte op een plat vlak

Periode 2: Kleurencirkel van Itten. 

Periode 3: textuur en structuur. hoe voelt iets aan? En hoe iets is opgebouwd of geordend? Huidstructuren

Slide 4 - Diapositive

Wat is een landschap?

Slide 5 - Diapositive

Een landschap is een groot gebied dat je in één keer kunt overzien. Het kan bijvoorbeeld een stuk natuur zijn, een dorp of een stad. 




Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive


Jullie gaan straks verdere werken aan je eigen landschap. De basis staat en in deze les maak je de tekening af.  Zorg dat je landschap zo ruimtelijk mogelijk is. Gebruik daarbij perspectief, overlapping, afsnijding, kleurcontrast, repoussoir of groot-klein.


Laten we eens kijken hoe landschappen in de beeldende kunst werden afgebeeld en hoe kunstenaars daarin diepte lieten zien.





Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Maak een landschap met minimaal 8 dieren. Zorg dat je huidstructuren van de dieren goed laat zien.

Je landschap moet zoveel mogelijk diepte hebben. Gebruik daarvoor:

1.Lijnperspectief
2. Groot-klein
3. Overlapping
4. Afsnijding
5. Kleurperspectief



Stap 1:
Maak een schets met potlood.

Stap 2:
Schilder je tekening met de drie primaire kleuren (rood, geel, blauw).
Je moet kleuren mengen om andere kleuren te maken.
1
2
2

Slide 23 - Diapositive

Opdracht 

Teken met potlood een landschap waarin minimaal 8 dieren te zien zijn. Je mag zelf kiezen welk soort landschap je maakt – denk aan een jungle, een weiland met schapen of paarden, of een onderwaterwereld. 

Probeer zoveel mogelijk diepte in je tekening te brengen. Denk hierbij aan lijnperspectief, groot-klein, overlapping en afsnijding.

Je hebt 2 lessen de tijd voor deze tekening. Daarna gaan we verder met huidstructuren, de kleurencirkel en verven waarvoor je nog 4 lessen hebt.

Slide 24 - Diapositive


1. Overlapping: Een object gedeeltelijk voor een ander plaatsen, zodat het achterliggende object verder weg lijkt

2. Afsnijding: Delen van objecten worden afgesneden door de rand van het beeldvlak, waardoor het lijkt alsof de ruimte buiten het kader doorgaat

3.Groot-klein: Objecten op de voorgrond zijn groter dan objecten verder weg

Slide 25 - Diapositive

Begin aan je tekening

Trek eerst een horizon op je papier en kies één vluchtpunt. Daarna bepaal je wat voor soort landschap je gaat maken, en welke dieren je daarin wilt tekenen.

Probeer zoveel mogelijk diepte te creëren door gebruik te maken van afsnijding, groot-klein, overlapping en/of lijnperspectief. Ik wil dat je minstens drie van deze technieken toepast in je tekening.

Slide 26 - Diapositive

Er zijn verschillende soorten landschappen:

Natuurlandschap – met vooral natuur, zoals bergen, bossen of zeeën.

Stedelijk landschap – met gebouwen, wegen en steden.

Boerenlandschap – met weilanden, akkers, schapen, boerderijen enzovoort.

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Wat is lijnperspectief ook alweer?

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Welke technieken zie je nog meer die de schilder heeft gebruikt om diepte te creeeren?

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Oefening 1:

1. Teken een horizon: Trek een horizontale lijn over je papier. Deze lijn stelt de horizon voor, het punt waar de lucht de grond raakt.

2. Markeer het verdwijnpunt: Kies ergens op de horizonlijn een punt. Dit punt wordt het verdwijnpunt, het punt waar alle lijnen in je tekening naartoe lijken lopen.

3. Teken een weg: maak twee schuine lijnen die van de onderkant van je papier naar het verdwijnpunt op de horizonlijn leiden

4. Voeg details toe: Voeg bomen langs de weg toe, die ook naar het verdwijnpunt toe wijzen.een 

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Oefening 2: 

1. Teken nogmaals een horizon met 1 verdwijnpunt en een weg

2. Schets een dier heel klein in de verte op de horizon

3. Teken een dier dichtbij, groot vooraan (groot-klein)

4. Teken een dier die achter het grote dier staat (overlapping)

5. Teken een appelboom links vooraan die we maar voor de helft zien (afsnijding)

Slide 37 - Diapositive

Periode 2 ging over de kleurencirkel

Primaire kleuren: rood, geel en blauw – deze kun je niet mengen uit andere kleuren

Secundaire kleuren: oranje, groen en paars – deze ontstaan door twee primaire kleuren te mengen.

Tertiaire kleuren :kleuren die ontstaan door een primaire kleur met een secundaire kleur te mengen.


Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

In de laatste lessen hebben we kort geoefend met structuur en textuur

Textuur is hoe iets aanvoelt of eruitziet alsof je het kunt voelen

Structuur is hoe iets is opgebouwd – het gaat om het patroon of de herhaling

Slide 40 - Diapositive

Opdracht

Maak een landschap in 1 puntsperspectief met minimaal 8 dieren of meer. Denk aan een jungle, weiland met schapen of paarden. Je mag verschillende dieren tekenen of dezelde zolang het er maar minimaal 8 zijn. 
Gebruik groot-klein, overlapping en afsnijding om diepte te creeeren. Gebruik eerst potlood om je schets te maken.

Slide 41 - Diapositive

 Als je schets af is mag je met verf je schets inkleuren. Je krijgt hiervoor de primaire kleuren waarmee je alle kleuren zelf gaat mengen. Let op de huidstructuren en texturen van de dieren. 

Heb je schapen getekend met zachte wol of een zebra met een gestreepte huidstructuur

Slide 42 - Diapositive