Lijdend voorwerp (2)

Het lijdend voorwerp

Herhaling: wat is een lijdend voorwerp?
Herhaling: hoe kun je een lijdend voorwerp vinden?
Focus: de vraag maken om het lijdend voorwerp te vinden. 
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Het lijdend voorwerp

Herhaling: wat is een lijdend voorwerp?
Herhaling: hoe kun je een lijdend voorwerp vinden?
Focus: de vraag maken om het lijdend voorwerp te vinden. 

Slide 1 - Diapositive

Het lijdend voorwerp

Bart gooit vanachter het muurtje een sneeuwbal naar de vampier. 

Werkwoordelijk gezegde = gooit
Onderwerp =  Bart
Lijdend voorwerp = een sneeuwbal

Slide 2 - Diapositive

Zinsdelen vinden


Lijdend voorwerp: wie of wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
LV = wie of wat + wwg + o?

Slide 3 - Diapositive

Voorbeeld
Hij maakt voor zijn broertje pannenkoeken. 

wwg = maakt
o = hij
LV = wie of wat + maakt + hij?
Antwoord = pannenkoeken
LV = pannenkoeken

Slide 4 - Diapositive

Voorbeeld
Oma leest een boek voor aan haar kleinkinderen. 

wwg = leest voor (voorlezen)
o = oma
LV = wie of wat + leest + oma + voor?
Antwoord = een boek
LV = een boek

Slide 5 - Diapositive

Wat is het wwg?

Voor zijn verjaardag koopt Bart een cadeaubon.

Slide 6 - Question ouverte

Wat is het o?

Voor zijn verjaardag koopt Bart een cadeaubon.

Slide 7 - Question ouverte

Welke vraag maak je voor het LV?

(Wie of wat + wwg + o?)

Voor zijn verjaardag koopt Bart een cadeaubon.

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het LV?

Voor zijn verjaardag koopt Bart een cadeaubon.

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het wwg?

Hij vindt een voetbal .

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het o?

Hij vindt een voetbal .

Slide 11 - Question ouverte

Welke vraag maak je voor het LV?
(Wie of wat + wwg + o?)

Hij vindt een voetbal .

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het LV?

Hij vindt een voetbal .

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het wwg?

Els gaat alle opdrachten maken.


Slide 14 - Question ouverte

Wat is het o?

Els gaat alle opdrachten maken.


Slide 15 - Question ouverte

Welke vraag maak je voor het LV?
(Wie of wat + wwg + o?)

Els gaat alle opdrachten maken.


Slide 16 - Question ouverte

Wat is het LV?

Els gaat alle opdrachten maken.


Slide 17 - Question ouverte